index columns
Stadsdelen nemen straks de
wijk
Den Haag is
een groot dorp met voor mij, stedeling, veel onbekende mevrouwen
en meneren en manieren van denken en doen. Het regeren dat er
gebeurt, beleef ik nog altijd iets verwegs en men zou dan ook in
Amsterdam best kunnen zeggen dat het arresteren van dames in
boerka’s niet tot de directe verlangens van de Amsterdammer
behoort. De mentaliteit is soms van groter belang dan de
regeltjes. En een Amsterdammer – ik heb het zelf ervaren – wordt
nogal eens geducht in de rest van het land… om z’n mentaliteit
Die kerels oet ’t west’n, nietwaar? Ze willen het beter weten en
vaak niets een onterecht: heel lastig.
‘n Kwart eeuw geleden of zo heeft men Amsterdam van steeds
groter (en zegt ROA ons nog iets?) tot een hors d’oeuvre van
stadsdelen gemaakt. Er werd veel geld in gestopt onder het motto
dat het bestuur dicht bij het publiek moest raken. Besturen,
stadsdeelgebouwen, verkiezingen, het kwam er in veel veelvoud.
Na een tijdje ging men fuseren. De stadsdelen werden weer wat
groter. En sinds vorig jaar hebben we er nog maar een paar. Zo
fuseert men zich de markt uit, zou je denken, en ja hoor, in het
regeltjesdorp zaten de dames en heren te peinzen van wat gaan we
nu weer doen en men besloot de stadsdelen op te gaan heffen. De
oude tijden komen weerom – sinds de landing in Scheveningen van
een ooit gevluchte, terugkerende stadhouder/vorst/koning een
geliefde dorpskreet (en je zou kunnen zeggen: van Hogendor[pse,
eigenlijk Vlaamse afkomst). Al die inspanningen van stadsdelers,
al dat geld… voor niks geweest. Terug bij af: de politiek zij
verre van ons erf.
Apeldoorns in Mokum
Amsterdam was zo gewend geraakt aan die stadsdelen.
De stad telt nu maar enkele delen. Elk met eigen sfeer, eigen
image. Gemiddeld zeg maar tegen de anderhalf honderdduizend
inwoners per stuk. Da’s een behoorlijke provincieplaats. Onze
stad heeft een aantal Apeldoorns. En dan moet u weten dat
Apeldoorn zelf liefst 6 stadsdelen telt.
In de 18e eeuw waren er vele, vele dialecten in Amsterdam.
Enkele jaren geleden kwam een monteur bij me en hij had het
spontaan nog over skool – sprak nog een van de twee dialecten in
de Jordaan. In de 19e eeuw woonden er mensen in Zeeburg die nog
nooit een Haarlemmerdijkie hadden gemaakt. Wie nu in
Buitenveldert woont, kijkt waarschijnlijk zelden in zeg maar
Osdorp rond en wanneer wandelt hij ooit in Noord?
Elk stadsdeel in Amsterdam heeft z’n specifieke leven – leuk of
minder leuk. Daar heb je de slordig weggezette schoenendozen van
Noord. De ooit bejubelde wederopbouw van West, waar nu de
slopers door de straten sluipen. De gezapigheid van Oost, waar
soms nog een flard van oude eeuwen in een straat is te vinden.
De met autogassen besmookte grachtengordel, die praktisch geen
zuiver goudeneeuwse architectuur nog kent, maar de schijn
ophoudt. En dan Zuid, misschien wel het mooiste stadsdeel van
Europa, met helaas de door sommige onzalige woningrenoveerders
aangebrachte mollige kunststofkozijnen in de Amsterdamse School.
Het hoorde na de uitleg van Amsterdam allemaal al niet bij
elkaar. Het onderverdelen van de stad was een goede, barmhartige
daad. En nu willen de heren van dat verre dorp geen
standvastigheid meer en al die controversen weer door elkaar
hutselen.
Wel eens opgemerkt hoe mensendicht een stadsdeelraad meestal is?
En hoe ijl een volksvertegenwoordigings
vergadering?
In de loop van een halve mensenleeftijd wandelde ik door de
stad. Ik telde. Ik telde boerka’s, die om kennelijk religieuze
redenen afsluiting van vrouwen. Ik telde tevens de mombakkesen
van een qua origine toch ook religieuze gebeurtenis: het
Carnaval. Zutte maskers (die zijn, zegt men, tegen kwalijke
geesten): overvloedig.
Boerka’s: twee.
De dorpelingen zijn nu bezig een wet tegen boerka’s te maken.
Niet tegen Carnaval. Ook niet tegen het roze half-of-meer bloot
voor als dat soms ordinair wordt.
Nee, een wet tegen boerka’s. En die maken ze met z’n heel velen.
Mensen die daartoe misschien een commissie benoemen. Leden van
deze commissie. Juridische taalambtenaren die het formuleren
niet te makkelijk maken, want wetten moeten polyinterpretabel
blijven, net als academisch voorgeschreven poëzie eh wanpo|ezie.
En dan de opstellers van notities en memories. Plus de
lobbyisten. De stemmers. Vanwege, wat mijn ontmoetingen in deze
stad aangaat, twee boerka’s. Je zou van al het daarvoor nodige
geld bijna een stadsdeel kunnen houden: het onze, stralend
voorbeeld van wonen.
Karel N.L. Grazell
Amsterdams stadsdichter uit Zuid - 18 januari 2011
PS. Er was
van de week een intellectueel bij me. In deze Westerse
maatschappij moet men zich aanpassen, dus geen boerka’s, riep
hij.
Tegen zo’n krachtige academische uitspraak doe je weinig, maar
ik probeerde toch. Ik vroeg: en tegenovergesteld? In Zuid zag ik
een mooie jonge meid fietsen met altijd blote borsten. Is dat
wèl aangepast?
Fietst ze er nog, vroeg hij wat gretig…
NB. Als er straks geen stadsdelen meer zijn, zal ik me (naast de
door onder meer een krant bedachte Dichter des Vaderlands) bij
leven en welzijn vestigen als Landsdichter uit Amsterdam. Hullie
in de reclame heb me geleerd van een nadeel een voordeel te
maken.
|