index columns
Een lichte narcose als een vla
Het was zo’n vrij nieuwe tram,
en je kon er heel moeilijk in staan, vond hij. En hij moest
staan, want het was vroege spits. Z’n benen voelden bovendien
aan als trilpudding.
Hij keek naar de prachtige architectuur, buiten, van de
Amsterdamsche School. Maar z’n gedachten waren er nauwelijks
bij.
Hoe zou het worden: zo’n lichte narcose, bijkomen en daarna weer
naar huis?
Hij meldde zich aan een balie van het ziekenhuis. Gaat u maar
even zitten, zei de balienese, ze komen u zo wel halen.
Hoe oud zou dit ziekenhuis zijn, vroeg hij zich af. Dertig jaar?
Hij pakte een blaadje van een tafeltje, het heette Fluister, en
bladerde het door. Er was een vrouw van een minister, die
schilderde bordjes en schoteltjes met haar voeten. Een hem
onbekende schlagerzanger had een hit: Ik zoek het geluk in je
ogen, maar hij had het met z’n eigen vrouw te kwaad. want –
meldde een liefdesreporter van het blad – ze sliepen elk in een
eigen slaapkamer.
Gaat u mee, vroeg een stem.
En toen lag hij op een bed en er werd in z’n onderarm geprikt:
een klein boeket van draadjes en buisjes bloeide uit z’n pols.
Naast hem, op een verrijdbaar tafeltje, stond de monitor van een
ECG-apparaat. Het oog van de cardioloog.
Er kwamen enkele witgejasten langs, die zich aan hem
voorstelden: de verpleger, de anesthesist, de cardioloog. Over
een minuut of tien komen we u halen, zei de laatste. U krijgt in
een kamer hiernaast een slaapmiddel in één van de buisjes aan uw
pols en dan geven we u een lichte elektrische schok. Na een
uurtje wordt u hier weer wakker, en dan hopen we dat uw
hartritmestoornis is verholpen.
Nog geen kwartier later kwamen de drie mannen weer. De
cardioloog pakte het bed vast en reed het naar de andere kamer.
Bent u nerveus, vroeg hij onderweg?
Een beetje erg, zei hij, ik voel me alsof ik van trilpudding
ben.
Ontspan u maar, u merkt er niets van.
In de nieuwe kamer werd er wat aan het boeket in z’n pols
gemorreld. Toen zei de anesthesist: u mag een paar keer diep
zuchten. Hij mocht!
Hij deed eerst z’n lippen van elkaar om even door z’n mond te
ademen, en toen opende hij z’n ogen. Hij lag nog steeds in bed,
en weer in de kamer waar hij zojuist was vertrokken. Wat had dat
nou voor zin, dacht hij, om me gewoon maar een beetje heen en
weer te rijden in dit ziekenhuis…
Hij keek op de klok. ’t Was ruim een uur later.
Er was dus wel degelijk wat gebeurd. O ja, hij had moeten
zuchten, driemaal had hij geteld en toen was er niets meer. De
witgejaste heren hadden hem in die andere kamer tegen het
plafond kunnen jonassen (was-t-ie daar als een grote puddingvlek
blijven kleven) of weet je veel, maar hij zou niets hebben
gemerkt:
een beetje griezelig, je zonder hen te kennen toe te vertrouwen
aan drie mannen.
Die lichte narcose was letterlijk niets geweest, helemaal niets.
Als je slaapt en je wordt wakker, dan heb je dromen achter de
rug en lichtere en diepere slaap en een je omdraaien en zo. De
narcose was anders. Geen droom, geen beweging, niks. ‘t Was
gewoon een uitschakelen van de tijd geweest (en die klok dan?
die hadden ze misschien wel gewoon verzet). Toen hij wakker
werd, had hij het idee dat ineens zich lippen vormden aan een
gele, maar onmerkbare massa, of beter: de trilpudding was in z’n
hele lichaam geraakt en zonder de minste storing, geen klontje,
geen schiftinkje, een consistente vla geworden, maar dan
onzichtbaar, vermoedbaar en onzichtbaar tegelijk. Een niets dat
een kleur en een aanwezigheid alleen maar probeerde te willen.
Hij was heel even alleen die lippen, een fractie van een seconde
– en meteen was hij helder bewust, zonder enige doezeligheid, en
opende hij z’n ogen.
Even later kwam een zuster hem vragen wat hij op brood wilde.
Liever niets, zei hij, want al was het dan niet echt geweest,
hij had genoeg pudding gehad…
Karel N.L. Grazell -
7 maart 2011
Amsterdams stadsdichter uit Zuid
|