index columns
Omzien
bevrijdingsdag 2009
En weer is het
voorjaar. De tijd van feesten en herdenken en de weergoden zijn
zo vriendelijk om deze keer mee te werken. Op Koninginnedag
hebben wij heerlijk door de stad gewandeld en alles was als het
ware met een oranje waas bedekt. Misschien maak ik er nog een
fotoaflevering van voor C’est la vie. Maar in deze aflevering
wil ik het over de bevrijding hebben, vijf mei dus.
In het rijtje van feestdagen heeft de vijfde mei al jaren
geleden het onderspit gedolven. Net zoals de eerste mei, de dag
van de arbeid. Nu is de viering van laatstgenoemde dag in
Nederland nooit goed van de grond gekomen in tegenstelling tot
Engeland, Frankrijk, Duitsland en andere landen.
Dat was met 5 mei, de dag dat er voor Nederland een einde aan de
tweede wereldoorlog kwam, de eerste jaren na 1945 toch anders.
Vijf mei was een nationale feestdag waarbij iedereen vrij had.
En concurrentie met de viering van 30 april was er nog niet. De
reden daarvan lag voor de hand. Koningin Wilhelmina was jarig op
31 augustus en Koninginnedag werd daardoor op die datum gevierd.
Die situatie heeft tot 1948 geduurd. Wilhelmina droeg op de
vierde september van dat jaar de troon over aan Juliana die op
30 april was geboren. De jaarlijkse viering verhuisde daardoor
in 1949 naar die datum en dat werd na het aantreden van Beatrix
gehandhaafd.
Het gevolg was dat de vijfde mei al gauw een stapje terug moest
doen. Ik denk dat de vrije dag die we ermee gekregen hadden, ook
te duur werd en onder druk van het bedrijfsleven werd
ingetrokken. De viering werd teruggebracht tot een maal per vijf
jaar en de vrije dag werd alleen bij de overheid en het
onderwijs gehandhaafd. Zo suddert de jaarlijkse viering nu nog
steeds op een laag pitje door tot ie over een tijdje wel uit de
boeken zal worden geschrapt.
Bevrijdingsdag
Als ik goed reken is het dit jaar 64 jaar geleden dat we bevrijd
werden. Hoewel de beelden van die gebeurtenissen in m’n geheugen
steeds meer verbleken, kan ik me bepaalde zaken toch nog steeds
goed voor de geest halen.
Voorjaar 1945 hing het nieuws dat de oorlog op z’n eind liep al
een tijdje in de lucht. In april waren er een paar keer
geruchten geweest over de beëindiging van de strijd maar het
bericht dat het Duitse leger zich had overgegeven aan Montgomery
verspreidde zich razendsnel.
Op welke dag dat gebeurde kan ik me niet goed meer herinneren
maar de geschiedenisboekjes geven aan dat het op de avond van
vrijdag 4 mei was. Ik hoorde het pas de ochtend daarna omdat ik
al in sliep en ik ben nog jaren nijdig geweest op m’n broer en
zusters omdat ze me niet wakker hadden gemaakt.
De eerste bevrijdingsdag liet zich overigens niet van z'n beste
zijde zien. Het was somber weer, geen zon, met een grauwe
wolkenhemel en in de straat waar ik woonde heerste nog niet een
echte hoerastemming. Ik denk omdat veel mensen bleven twijfelen
of het allemaal wel echt waar was.
Ik ben toen om een uur of elf richting centrum van Amsterdam
gelopen om te kijken of daar feest werd gevierd.
Reed er dan geen tram zou je je kunnen afvragen. Eerlijk gezegd
heb ik geen idee of die het nog deed in die tijd maar ik denk
van niet. En dat ik was gaan lopen kwam omdat ik geen fiets had.
Wat ik tot ver voorbij de Ceintuurbaan tegenkwam verschilde
nauwelijks van het beeld bij mij in de buurt. Hier en daar een
aarzelende vlag, mannen van de BS (Binnenlandse strijdkrachten),
die met gewichtige gezichten rondliepen of rondreden.
Bij het Weteringplantsoen waar een paar maanden tevoren een
groep mannen als represaille was gefusilleerd, was het wat
drukker en hadden mensen bloemen neergelegd. In de Vijzelstraat
was niets te zien wat op een feest duidde en omdat er bij de
Munt ook geen activiteiten te bespeuren waren was ik weer naar
huis terug gewandeld. Het wachten was duidelijk op de komst van
de bevrijders en dat gebeurde pas een paar dagen later op acht
mei.
Die wandeling van toen is me altijd bijgebleven en ik was al een
paar keer van plan om hem op een 5 meidag nog een keertje over
te doen. Om allerlei redenen kwam het er echter niet van tot een
moment een paar weken geleden. “Als je het nu niet doet komt er
nooit meer iets van” sprak ik mezelf streng toe en zo gebeurde
het dus. Niet op 5 mei maar op 29 april, de dag voor
koninginnendag. Een week eerder dan de dag dat we bevrijd werden
maar alla, dat moest kunnen.
Het werd een heerlijke wandeling met veel zon bij een aangename
temperatuur. Ik voelde me weer een beetje de jongen van twaalf
jaar en vergeleek alles wat ik zag met de situatie van toen. En
oh, wat is er dan veel veranderd in de stad. Ik had me
voorgenomen om de foto’s van al die veranderingen in dit stuk op
te nemen maar zag van dat voornemen af. Het werden er teveel.
Bovendien moet je er dan eigenlijk de beelden van vroeger bij
doen. Geen uitgebreid fotoverslag dus in deze aflevering maar
wie weet, maak ik dat in de toekomst nog een keer.
Ik begon m’n wandeling om half twee, natuurlijk in de
Scheldestraat. Nummer 101 was ooit m’n huisadres. Boven Maison
Verhaak, de banketbakker. Die is een jaar of veertig geleden al
vertrokken en tegenwoordig zit er een restaurant. Een van de
vele eetgelegenheden die beslag hebben gelegd op de winkelpanden
in de straat na de komst van de nieuwe RAI. Maar het portiek en
de huisdeur met het gaatje voor het touwtje om de deur open te
trekken zien er nog net zo uit. Jammer dat er nu zo’n goedkoop
plastic huisnummerbordje hangt in plaats van het geëmailleerde
exemplaar dat ik me herinner van de tijd dat ik daar woonde.
De huisnummerbordjes in de Rivierenbuurt. Je komt nog heel
fraaie tegen. Misschien maak ik er ooit nog een aflevering van
voor Zuidelijke Wandelweg.
Vroeger hield op deze plaats de stad op. Naar links keek je uit
over ‘het land’ zoals wij dat noemden en een stukje park. Het
was een ideale plaats om te voetballen, fikkies te stoken,
aardappelen te poffen en wat al niet als je 12 jaar bent. Achter
dat land liep de wandelweg en nog iets verder weg de Ringdijk
die de Buitenveldertse polder aan het oog onttrok.
Zoals ik hiervoor al schreef is de straat niet meer de straat
van 1945. Alle winkels zijn vertrokken, bijna alle moet ik
zeggen want aan de overkant, op de hoek met het Scheldeplein,
zit nog steeds café the Corner. Toen ik de straat verder
inwandelde zag ik dat die twee ouwe getrouwen, ijssalon Venetië
en Minne Sluiter, ook niet van opgeven willen weten. Ik
weerstond de verleiding om een ijsje te nemen en bewaarde het
idee voor de wandeling terug.
Verder wandelend passeerde ik de Noorder Amstellaan. Op een van
de hoeken zat een filiaal van Jamin, later kwam daar Capi Lux
maar ook dat is geschiedenis. Ik kan me van Jamin nog goed
herinneren dat we daar ijs kochten maar of dat nou tijdens de
oorlog was of daarna weet ik niet meer. Het was een beetje
papperig ijs, verpakt in een papiertje met twee losse wafeltjes
erbij. Wat zal het gekost hebben? Een dubbeltje denk ik,
misschien twintig cent. Vaak zochten we een plaatsje bovenop de
schuilkelder die in het plantsoen stond en aten het daar op.
Vier jochies in de leeftijd tussen 9 en 11. Likkend aan hun ijs
en pratend over … ja waarover? Over de oorlog of wanneer de
bevrijding kwam? Wat zou ik daar graag nog eens een keertje weer
bij willen zitten. Helaas, het gaat in ieder geval niet omdat
twee van de vier al zijn overleden. En de schuilkelder is er ook
niet meer. Die werd al vrij snel na afloop van de oorlog
gesloopt.
Op de andere hoek was de kruidenierswinkel van de Gruyter. Een
grote winkel met binnen mooie tegeltableaus. Bij de ouderen is
de naam ongetwijfeld nog bekend van de reclameslogan “En betere
waar en tien procent, alleen de Gruyter”. Nog hoor ik m’n moeder
waarschuwen dat ik het kassabonnetje niet weg mocht gooien. Die
werden namelijk bewaard om in te leveren aan het eind van de
maand als de bodem van de huishoudportemonnee in zicht kwam.
foto's Ruud Jansen
Bij de Amstelkade/Jozef
Israelskade verliet ik de Rivierenbuurt, de Scheldestraat werd
Ferdinand Bolstraat en een ding was zeker, hier had de
slopershamer z’n werk grondig gedaan. Geen oude RAI meer, geen
kermisterrein en ook het houten gebouw van Sociale Zaken
verdwenen. Ik nam een paar foto’s van de nieuwbouw. Het zei me
niet veel maar vond het wel aardig dat in de ingang van de oude
RAAI de kenmerkende boogvorm van het oude RAI-gebouw was
aangebracht.
Ik slenterde verder, nam nog een plaatje van de Tulpkazerne. Een
paar zijstraten verder wachtte de Ceintuurbaan. Zou de
broodfabriek van Pool nog bestaan? Nee natuurlijk maar die hoge
toegangsdeur naar de bakkerij is er nog steeds en op de hoek zit
nog steeds een bakker.
Bij het zien van het Ceintuurtheater sloeg daarna de nostalgie
meedogenloos toe. ’s Jonge, hoe vaak had ik daar niet gezeten.
Beneden is de zaal uitgebouwd om plaats te maken voor een zaak
in keukens met de fornuizen op de plaats van de stalles en de
aanrechtbladen in de parterre. Zou het balkon er nog zijn en de
cabine waar de films werden gedraaid? Als je van buiten tegen de
gevel aankijkt lijkt het of je er zo weer films zou kunnen
vertonen.
Voorbij de Ceintuurbaan wordt in de Ferdinand Bolstraat een
drama in een onbekend aantal afleveringen opgevoerd. Het werk
aan de NoordZuidlijn verdeelt de straat nu al een jaar of vijf
in twee rafelige helften en schijnt nu zelfs stilgelegd te zijn.
Duurt het nog twee jaar, drie, vijf? Geen mens die het antwoord
weet.
Snel daarom maar door naar de Albert Cuyp besloot ik. De smalle
straten van de Pijp die ik passeerde, deden hun best om het
beeld van de Bol uit m’n geheugen te verdringen. Geveltuinen,
blauwe regen aan de gevels, en nog veel meer opleukerij hebben
deze voormalige volksbuurt een ander gezicht gegeven. En andere
bewoners. Verjupping hoorde ik dat laatst noemen. Maar dat lijkt
me dan altijd nog beter dan de verpaupering die je ook wel ziet
bij dergelijke oude wijken.
Op de Albert Cuyp was het ouderwets druk. Eigenlijk had ik hier
wel even een zijuitstapje willen maken, de sfeer van de markt
opsnuiven, een biertje drinken maar ik moest verder. Sorry
markt, een andere keer misschien.
Heineken wachtte en was al van ver zichtbaar. Ik verbeeldde me
zelfs de vage geur te ruiken die je hier altijd tegemoet kwam.
De lucht van een bierbrouwerij zoals die ook bij de
Amstelbrouwerij hing. Maar het was duidelijk dat m’n fantasie
een loopje met me nam. Van de voormalige bierburcht staat nog
alleen het gebouw aan de Stadhouderskade overeind en er wordt al
jaren geen bier meer gemaakt. De overige gebouwen zijn gesloopt,
vervangen door woningen en er is een pleintje gecreëerd waar men
druk bezig was met de voorbereidingen voor het feest van de
dertigste april. Een feest dat zoals bekend belangrijk bijdraagt
aan de omzet van het bierconcern.
Ik zag dat de feestartikelenwinkel nog steeds bestond en liep
verder naar het Weteringcircuit. Een mooie gelegenheid om in het
Weteringplantsoen even stil te staan bij de gevallen hoornblazer
die de herinnering levendig houdt aan de dertig mannen die daar
werden gefusilleerd.
Een blauwe afzetting verhinderde echter het zicht op het beeld.
Zijn ze hier ook al aan de gang met de Noordzuidlijn was m’n
eerste gedachte terwijl ik een omtrekkende beweging maakte om te
kijken wat er aan de hand was. Maar die waren in dit geval
onschuldig. Er werden voorbereidingen voor het zojuist genoemde
feest getroffen met een groot podium, plankieren om het gras te
beschermen en op de plaats van het beeld waren de bierpompen
opgesteld.
Even was ik verbijsterd. Allemachtig mensen, als je dan toch zo
nodig moet feesten op deze plaats, zet dan in ieder geval die
bierpompen honderd meter verder, was m’n eerste gedachte.
Ik probeerde te ontdekken waar het beeld gebleven was maar kon
het niet ontdekken.
“Dansen op het graf,” zei ik hardop maar er luisterde niemand.
Er was ook niemand met uitzondering van de man die probeerde een
bierfust aan te koppelen. In de verte blonken de letters van de
spreuk van van Randwijk in de zon. Een volk dat voor tirannen
zwicht, zal meer dan lijf en goed verliezen. Dan dooft het licht
….
Ik kon merken dat ik het centrum van de stad naderde. Het werd
steeds drukker. Veel toeristen vooral, op weg naar het
Rijksmuseum. De poffertjeskraam had het daardoor ook druk maar
ik had geen plannen in die richting. Hoeveel keer was dit plein
al veranderd? Tram eromheen, tram door het midden, verkeer
rechtdoor, verkeer over de kleine rotonde, grote rotonde.
Overzichtelijker was het er echter niet door geworden. Ik keek
vijf keer om me heen voor ik overstak en zoals uit dit verslag
blijkt bracht ik het er levend af. Zat hier vroeger niet Winter.
Magazijn Winter met jongens- en herenkleding? Dat had uiterlijk
wel iets weg van het gebouw dat er nu staat maar was toch
anders. Ik werd er door m’n moeder een paar keer in het nieuw
gestoken. Haar favoriete keuze waren de plusfour met bijpassend
colbertje. Jongensleed in optima forma. ’t Was maar goed dat de
Wevershuisjes m’n aandacht trokken want er was een fikse berg
frustratie bezig om een weg naar buiten te zoeken.
Het drama van de Vijzelgracht. Zal ik er iets over vertellen? De
lust om er over uit te weiden ontbreekt me echter. De beelden
van de Wevershuisjes maken woorden overbodig. Hier hebben mensen
hopeloos gefaald. En dan kunnen die de route nog zo ijverig
volhangen met detectieapparatuur, als ze zich vervolgens
slordigheden permitteren zoals hier is gebeurd, kan je wachten
op de problemen die zich voordeden.
Inmiddels kwam de finish van m’n tocht in zicht. Ik liep door de
Vijzelstraat en genoot van de grachten. De straat werd
natuurlijk in 1945 ook al beheerst door de Bazel, het gebouw van
de Nederlandse Handelsmaatschappij. Maar dat andere bankgebouw
aan die kant van de straat was er toch nog niet. Stond er toen
niet een flatgebouw op die plaats? Vage herinneringen aan
problemen als gevolg van het slechte onderhoud aan dit gebouw
speelden door m’n hoofd. Met uiteindelijk sloop in de zestiger
jaren als gevolg.
In de verte werd het torentje van de Munt zichtbaar. Ik had nog
een paar grachten te gaan en nam de laatste gracht voor de
Singel.
Het Carltonhotel zag er smetteloos uit. Ik probeerde de
betekenis te doorgronden van de beeldengroepen die tegen de
gevel zijn aangebracht maar kwam niet verder dan wat
vrijblijvende fantasieën. Het kan in ieder geval niet te maken
hebben met de Engelse bommenwerper die er in 1943 neerstortte.
De zware schade die aan de buurt werd toegebracht is al
tientallen jaren geleden hersteld.
Aan de andere kant van de straat is een aantal jaren geleden een
bioscoop gebouwd. Pathé de Munt, een eigentijdse creatie in
grijs beton die me even deed denken aan de ruïne die
bommenwerper achterliet.
Vijf voor half drie stond ik op de Munt. Iets minder dan een
uurtje had ik over de wandeling gedaan. In een opwelling besloot
ik over de Singel bloemenmarkt terug te keren. M’n voeten
begonnen wel te protesteren, een verschijnsel waarvan ik me niet
kon herinneren of dat tijdens die wandeling in ’45 ook het geval
was. Verleidelijke gedachten over teruggaan met de tram speelden
door m’n hoofd. “Even sterk zijn,” sprak ik mezelf toe. “Straks
bij Venetië wacht het ijs” en ik stapte moedig verder. Bij het
Leidseplein pauzeerde ik kort om te overleggen over de route die
ik zou volgen. En nog was er een gerede kans dat ik de wandeling
terug zou volbrengen tot een tramstel van lijn vijf luid bellend
de halte bij de stadsschouwburg naderde. Dat was net even te
veel en hoewel de geest nog tegenstribbelde nam mijn lichaam de
beslissing voor me om in te stappen. In de tram waar een
zitplaats vlak achter de bestuurder wachtte. Langzaam soesde ik
daar weg, onderweg naar huis waar in de vriezer een groot pak
ijs wachtte. En een koel glas wit om de ervaringen van deze
middag te verwerken.
Het is vierenzestig jaar geleden dat ik diezelfde wandeling naar
de Munt maakte. En daarna weer terug moest. Lopend want zoals ik
al schreef reed er waarschijnlijk geen tram. En inderdaad, het
ijsje als beloning bij Venetië was ook niet mogelijk. Die ging
pas weer open in ‘47geloof ik.
Omzien noemde ik deze aflevering. Even terugkijken in het
verleden. Je mag het ook een omzien in verwondering noemen.
5 mei 2009
erJeetje
|