Jan Van Driel (Amsterdam 1950)
studeerde aan de Rietveldacademie van 1968 1973. Hij woont en werkt sinds 1975 in
Kampen. Maakt landschappen, portretten, en stillevens. Aquarel, olieverf, tekening en
grafiek. Van huis uit . . .
Ik groeide op in de Rivierenbuurt in Amsterdam, een wijk met
portiekwoningen, die als muren om je heen stonden, gelegen aan de zuidrand van de stad.
Vanuit ons huis op de hoek op de tweede verdieping blikte je over de verten: weilanden met
koeien tot aan de Ringdijk. Onze rivieren waren geplaveid met klinkers en
kinderkopjes; de Maasstraat en de Waalstraat. Onze echte rivier was natuurlijk de Amstel.
Van de Berlagebrug met de omval en de Nieuwe-brug tot Ouderkerk met de vertrouwde bochten
en uitzichten (al door Rembrandt zo weergaloos vastgelegd), waar wij de hengel
vasthielden, terwijl vader zat te schilderen. Thuis hingen er eigenlijk weinig
schilderijen, maar wel veel kunst: (portret)studies van vader provisorisch aan de muur
bevestigd. De punaise vormde een belangrijk onderdeel van ons huishouden.
Na de afschaffing van de BKR volgde voor mij in Kampen een periode van verkenning van het
IJssellandschap. Vele uren vertoefde ik aan de oever van de IJssel trachtend het licht en
de ruimte te vangen op een stukje papier. Na dit verblijf in de echte ruimte werd ik als
een soort mislukt kunstenaar te werk gesteld in de KunstRuimte. Het beleid daar was er op
gericht door het brengen van de modernste kunst zoveel mogelijk subsidie en zo weinig
mogelijk bezoekers binnen te halen. Op een middag kwam er toch iemand binnen lopen. Het
was een vrouw met een hond, zon soort sledehond met van die lichte, blauwe ogen. De
vrouw had net zulke lichte ogen. We raakten aan de praat. Ze woonde in Kampen, maar kwam
uit Amsterdam. Hé, zei ik, ik ook. Ze had ergens een café gehad, maar had eerst in Zuid
gewoond. Haar ouders hadden een groentewinkel in de Bernissestraat. Een warme gloed
doortrok mijn gelederen. De Bernissestraat! Wij woonden ook in de Bernissestraat. Voor
mijn ongeloken geestesooog zag ik de groentewinkel van Van de Broek opdoemen. Een
gezellige drukte, de geur van versche groente en fruit. 'Een bosje peterselie erbij?'
Achter de toonbank Van de Broek zelf in zijn blauwe stofjas, een bril met donker montuur,
zijn kleine vrouw met neus en halsdoekje en één of twee struise dochters. Zoon Joop met
lange hals en adamsappel sjouwt met de kratjes. Elk houdt op een kladblokje met potlood de
bestellingen bij. Een blik op de weegschaal, een appeltje erbij of juist eraf. Van de
Broek likt aan zijn vingers om de krant te pakken waar de krop sla in verpakt wordt, stort
de aardappelen in de tas. Zijn stemgeluid en de enigszins nasaal klinkende vrouw. Als ik
kon tekenen zou ik het zo voor u neerzetten.
Het was Alie, Alie van de groenteman! Ik was een kleine jongen, wij woonden helemaal aan
de andere kant van de straat. Eigenlijk woonden wij aan de Rivierenlaan en de winkel lag
aan de Uiterwaardestraat.
'Mijn vader zat ook in de kunst,' sprak ik. Nee, die kende ze niet. Hoe heetten wij dan?
Van Driel. Ooh! mevrouw van Driel, natuurlijk kende ze die. Dat vonden ze altijd zo'n
aardige vrouw.
Alie dan, Alie van de groenteman met haar lichtgevende ogen, sprak van het mystieke licht.
Het mystieke licht aan de rivier bij Kampen. Het mystieke licht, het leek mij wat zweverig
of hoe heette dat: new age-achtig.
Maar misschien had ze gelijk. Was dat het wat me boeide en er steeds naar toe trok. Gods
licht dat juist om twaalf uur zo over het stadje en over de rivier scheen. Of hoe het
licht die ochtend op haar gezicht viel.
Nou ja u ziet maar...
Jan Van Driel - 19 februari 2007
kamp-n@hetnet.nl
Terug naar de vorige pagina << |