Ingezonden bijdrage van: Paul Arnoldussen

Terug naar de vorige pagina <<

 

index ingezonden

Pagina van Paul Arnoldussen

Vijftig jaar Europaplein

Vandaag precies vijftig jaar geleden kreeg het Westerscheldeplein een nieuwe naam: het werd Europaplein. Elke stad en elk dorp moest een straat naar Europa noemen, vond de Raad van Europa bij resolutie in 1957, dat zou de integratie enorm bevorderen. En wat zou de Amsterdamse raad dan een beetje dwars gaan liggen?
Van een plein was toen overigens amper sprake, het was vooral het eind van de stad en het begin van de wildernis: ‘het landje’. In 1961 verrees hier de Nieuwe Rai. En daarmee werd het echt een nieuw plein, niet alleen in aanzien, ook in karakter. De middenstand paste zich aan. Bakker Westra maakte een hoekje vrij voor patat: 15 cent kleine zak, een kwartje een grote zak, piccalilly een stuiver, mosterd gratis. Hij verkocht ook knakworst van de firma “De man van de knakworst’. Op het etalagemateriaal hapte een man in een heel lange knakworst, in werkelijkheid viel die omvang wat tegen. Ieder jaar werd Westra’s patathoekje wat groter en de broodbakkerij wat kleiner, tot er alleen nog een cafetaria was. En zo ging het verderop ook: Het Europaplein werd een eetplein voor de bezoekers van de Rai.
Ondertussen waren de kinderen uit de Rivierenbuurt “het landje’ kwijtgeraakt, hun speelterrein, hun oase.
Wie kennis wil maken met de ware grootsheid van ‘het landje’ kan een kijkje nemen op de site Zuidelijkewandelweg, waar de getuigen verhalen over fikkie stoken, aardappels poffen, en enge mannen die zich waarschijnlijk zelden hebben vertoond maar die toen al door behoedzame ouders in stelling werden gebracht. Psychologische grens van “het landje” was ‘de dijk’, waarop later de rondweg kwam maar die in de jaren dertig aangelegd was voor een nooit gerealiseerde spoorbaan.
‘De dijk’ was het Sodom en Ghomorra aan het eind van de oase. We gingen er in kleine groepjes nog wel eens met stokken bewapend heen, want vijandelijke figuren lagen op de loer. Nooit gebruikt die stokken, en van de verhalen dat ‘ze’ ‘het’ daar ‘deden,’ zo maar in de open lucht, bleven de bewijzen trouwens ook uit. Wat er wel was: de verwachting van grote avonturen, en dat was mooi genoeg.
Voetbal was essentieel op het landje, straatclubjes tooiden zich met officieel klinkende namen en kwamen tegen elkaar uit. Hans van Stratum schreef er kort na de oorlog een jongensboek over, “In de Ban van Koning Voetbal”. Het verhaal is compleet verzonnen zegt hij zelf in zijn inleiding, inspiratiebron was een honkbalclub die HBS’ers hier in de jaren dertig hadden opgericht: “The River Boys” - ze woonden immers in de Rivierenbuurt.

Een half jaar geleden had ik het op deze plek over acteur Titus Muizelaar, een leeftijdsgenoot van me die, zo bleek uit een interview in HP/De Tijd, zijn jeugd net als ik had doorgebracht in de Deurloostraat. Daar was ik verbaasd over, ik kende Titus helemaal niet en stelde vast dat je ook als buitenspelend kind te zelfder tijd vlak bij elkaar kunt wonen en toch kunt leven in twee werelden.

Ik kletste uit mijn nek. Straatgenoot Jan de Bie stuurde me een foto daterend van eind jaren vijftig. Zittend uiterst links Titus en ik daar pal naast. De foto is gemaakt op “het landje’, met op de achtergrond het Europaplein.

PAUL ARNOLDUSSEN
17 juli 2008
[dit artikel is ook verschenen in Het Parool d.d. 16 juli 2008]

Lees ook: Riverboys van Ben Okker >>

omhoog

Terug naar de vorige pagina <<