John Blom

Terug naar de vorige pagina <<

 

index ingezonden

Nederland

Pagina van John Blom

 

 

omhoog   NOOIT MEER NAAR HUIS

Maurits Blom en Rachel Maij hadden een luxe banketbakkerij annex chocolaterie genaamd 'Maison Blom', bekend van de orgeade- en gemberbolussen. De clientèle kwam uit de hele stad naar de Rijnstraat 58. Daniel Gerrit (Gerrie) ging na de middelbare school in het diamantvak werken bij een zagerij van de Firma May op de Ceintuurbaan. In het gezin werden veel boeken gelezen en werd naar klassieke muziek geluisterd. Het gezin was niet godsdienstig, maar onderhield wel bepaalde joodse tradities.
Het overlevende kind uit dit gezin heeft zijn levensverhaal op papier gezet. In het boek zijn ook foto's van de gezinsleden te vinden en een lijst met namen van mensen die hij heeft gekend en die zijn omgekomen tijdens de oorlog.
John Blom, Nooit meer naar huis. Mijn ontsnapping uit de Hollandsche Schouwburg (Laren 2008)!

Bron: Joods digitaal monument


De moord op de Amsterdamse Joden, met het verhaal van oud Rivierenbuurtbewoner John Blom (Rijnstraat 58, banketbakkerij Blom), die als enige van het gezin de Sjoa overleefde omdat hij bij de Hollandsche Schouwburg kon ontsnappen.
Bron: www.at5.nl in de serie Canon van Amsterdam

geplaatst met toestemming van en met dank aan Marigé Wierink - afd. Beeldverkoop van AT5

Ter nagedachtenis aan mijn moeder, vader en broer, gewoond hebbende Rijnstraat 58 te Amsterdam.

Maurits Blom »
Amsterdam, 21 september 1894
Sobibor, 16 juli 1943
Gezinshoofd
Rachel Blom-Maij »
Amsterdam,
29 september 1894 Auschwitz, 19 november 1943 Echtgenote
Daniel Gerrit Blom »
Amsterdam, 24 mei 1922
Sobibor, 4 juni 1943
Zoon
 

reacties mogen ook in het gastenboek worden geplaatst

BOEK:
John Blom - Nooit meer naar huis

Mijn ontsnapping uit de Hollandsche Schouwburg Nooit meer naar huis is het relaas van een ontheemde jongen die snel volwassen moet worden. John Blom sluit niet af met de bevrijding, want de emotionele schade van de genocide en de moord op zijn voltallige familie laat diepe sporen na in het kwetsbare bestaan van John. Het duurt bijna zijn gehele leven om in het reine te komen met de leegte die massale Jodenmoord heeft aangericht.

Uitgever: Verbum
Gebonden: 121 blz.
Bestellen >>

 

 


 

omhoog   MEESTER PINTO, EEN HELD

Na de grote vakantie in september 1941 mocht ik als 11 jarige jongen niet meer terug naar mijn eigen openbare lagere school, de Michel de Klerkschool in de Jekerstraat. En waarom niet? Omdat ik een kind was, afkomstig uit een joods gezin.
Voortaan mochten joodse kinderen niet meer naar de gewone openbare scholen gaan, maar moesten met elkaar samengebracht worden op z.g. joodse scholen. Dit had niets met godsdienst te maken, maar alles met afstamming. De afkeer van de bezetter en hun Nederlandse vrienden voor alles wat joods was, was dermate groot dat joodse kinderen afgescheiden werden van de niet-joodse kinderen. Het isoleren van de Joodse Amsterdamse bevolking was begonnen.
De maatregel paste in een reeks van andere bepalingen om Joden te isoleren zoals niet meer in het zwembad mogen komen of in het park en de bioscoop; bepaalde straten werden taboe verklaard, sommige winkels en cafés idem, enz.
Ik moest mijn fiets inleveren en mocht niet meer met het Openbaar Vervoer.

Om terug te keren naar mijn ervaringen. De niet-joodse kinderen waren al weer een tijdje aan hun schooljaar begonnen, voordat ik naar school moest. Ik vond het toen wel leuk om vrij van school te hebben terwijl veel niet-joodse vriendjes en vriendinnetjes wel naar school moesten. Maar ook wel heel gek, want diezelfde vriendjes en vriendinnetjes kwamen steeds verder van mij af te staan. We raakten gescheiden van elkaar. Slechts één bevriende niet-joodse buurjongen bleef over.
In de loop van september werd ik met vele andere joodse kinderen geplaatst op de Michiel de Klerkschool in de Jekerstraat, mijn oude school dus. die nu alleen voor joodse kinderen was. Het betrof een complete lagere school met zes klassen, de vereiste onderwijsvoorzieningen en onderwijzersgroep, waarvan de leden, volgens de Nazi-bepalingen, ook uit een joods milieu afkomstig waren.
Ik kwam in de 4e klas bij meester Pinto, die pas een jaar getrouwd was en de trotse vader was van een mooie baby, die ik met een klein groepje klasgenoten bij hem thuis aan de Linneauskade hebben mogen bewonderen.

Afgezien van het feit dat de Amsterdamse joodse inwoners in de periode 1941 tot mei 1942 steeds verder geïsoleerd werden , ging het allemaal nog wel; nou ja...........
In april of mei 1942 moest ik met een Jodenster in het openbaar verschijnen en dat was gek.
Echt heel ernstig en zeer bedreigend werd de situatie vanaf juni 1942 toen de z.g. Zwarte Politie begon met het ophalen van joodse bewoners, die (in grote lijn) via Westerbork naar de vernietigingskampen gedeporteerd werden. De sfeer op straat was beangstigend en de sfeer thuis erg bedrukt. Je leefde met de vraag: wanneer zullen ze bij ons komen aanbellen? Vanuit die sfeer kwamen we vaak s' ochtends in de klas bij elkaar.
Geleidelijk aan werd onze klas steeds kleiner ; vriendjes en vriendinnetjes verdwenen van de ene dag op de andere: eerst Sara, daarna Loekie, vervolgens Hans, dan Greetje en Bora, en vele anderen. En dit overkwam uiteraard alle klassen.
Begin 1943 werden de klassen vier, vijf en zes samengevoegd en het proces van uitdunnen ging onverminderd door. Totdat ik zelf in juni 1943 aan de beurt was, maar toen was er van de hele school nog maar bar weinig over.


interviewfragment John Blom

Wat ik naar voren wil halen is dat in die beroerde, angstige, uitermate drukkende tijd, de school voor ons, kinderen, een plek was waar wij ons nog veilig konden voelen. Een plaats waar we ons konden ontspannen en waar we nog in harmonie met elkaar, konden omgaan; ook met de volwassenen. Er ontstond een vriendschappelijke verhouding met onze meester, meester Pinto, terwijl hij toch alle gezag bleef houden voor ons. Het opdoen van kennis raakte op de achtergrond en ik herinner me dat we intensief zijn bezig geweest met het instuderen van een revue.
We leefden op school op een eilandje van wederzijdse vriendschap en liefde voor elkaar. We hadden a.h.w. op school vrijaf van de oorlog. Maar ook weer niet helemaal, want het wegvallen van een vriendje of vriendinnetje was voor ons erg verdrietig, maar dat werd herkend en erkend. Heel dramatisch voor ons allen was als een kind van school opgehaald werd om met zijn ouders verenigd afgevoerd te worden naar de schouwburg of verder.

Dat we ons voor zover de omstandigheden dat toelieten, in het algemeen op school en in onze klas, zo goed en veilig konden voelen en dat ik dat nog altijd zo sterk als een warme omgeving kan ervaren in die barre tijd van toen, acht ik de grote verdienste van meester Pinto. Hij was het die mij de warmte en het gevoel van veiligheid gaf.
Nu achteraf met volwassen ogen naar hem gekeken, beschouw ik hem als een held. Een held evenwel die, met zijn gezin, als één van de vergaste Nederlanders in de vergetelheid is geraakt. Ik ben blij dat ik zijn bestaan mag memoreren; hij was een zeer sterk en goed mens.

 

Ter nagedachtenis aan meester Pinto en zijn gezin, gewoond hebbende Transvaalkade 131/1 te Amsterdam.

Izak Pinto »
Amsterdam, 21 oktober 1906
Sobibor, 2 juli 1943
Gezinshoofd
Rosalina Pinto-Waterman »
Amsterdam, 28 oktober 1908
Sobibor, 2 juli 1943
Echtgenote
Louise Margaret Pinto »
Amsterdam, 11 augustus 1938
Auschwitz, 11 februari 1944
Dochter
 

John Blom 21.05.2003; 20-11-2009
(contact met John Blom kan via de redactie van het Geheugen van Plan Zuid)

omhoog

Terug naar de vorige pagina <<