Ingezonden door A. (Tine) Eijsten

Terug naar de vorige pagina <<

 

index ingezonden

Pagina van A. (Tine) Eijsten

MIJN TIENERJAREN EN DE OORLOG

Om mij voor te stellen: mijn naam is A. Eijsten (Tine), geboren in 1926. Mei 1940 woonde ik met ouders, broer en zus in de Kribbestraat. Mijn school was de 2e OHS (5-jarige HBS-A) in de P.L. Takstraat. Ik zou na de zomer naar de derde klas gaan.
Onze benedenburen: een jong joods gezin, man, vrouw en dochtertje.

Over de gang van zaken op school tijdens de bezetting valt wel iets te melden.
Vanaf september 1941 moesten joodse leerlingen en docenten naar aparte joodse scholen.
De directeur van de school, de heer Schuringa, was zeer verontwaardigd over dit Duitse optreden en hield in de hal van de school voor alle leerlingen een vlammende rede. Na afloop zongen we het Wilhelmus. We waren diep onder de indruk en zeer gemotiveerd.

In veel schoolboeken moesten teksten, die de Duitsers onwelgevallig waren, worden overgeplakt. De directeur kwam langs in de klas met een stapeltje plakstrippen. Een aantal leerlingen las de oorspronkelijke tekst hardop voor en daarna begon het plakwerk. Bijv. bij geschiedenis moest over een oorlog uit het verleden de zin "De Duitsers verloren de slag bij …." worden vervangen door "De Duitsers verweerden zich dapper bij ….".

Er waren in mijn laatste schooljaar veel geruchten, dat jongens en mannen op straat werden opgepakt. Vooral onder de oudere jongens was de angst groot voor deze razzia's voor de 'Arbeidsinzet' in Duitsland. Daar zat men dringend verlegen om werkmensen in de Duitse fabrieken. Nederlandse mannen hebben zich, na oproep door de Duitsers, voor tewerkstelling gemeld, maar er zijn ook velen ondergedoken. Jongens uit mijn klas durfden bij razzia's niet naar school te komen. Ze liepen een te groot risico. In die tijd zaten heel vaak alleen meisjes in mijn klas. De lessen gingen wel door. Ik heb in 1943 nog gewoon eindexamen gedaan.

De Jeugdstorm van de NSB probeerde bij de schooluitgang te provoceren. Door een dringende waarschuwing van de directeur gingen de leerlingen van de OHS daar niet op in. Het was een poging een reden te vinden om de directeur te vervangen door een NSB directeur. Bij andere scholen is dat wel gelukt.

Mijn jongere zus herinnert zich dat er in de strenge winter van 1944 geen verwarming meer was en ze met jas aan in de klas zat, er waren wel jongens. Toen in de Hongerwinter de omstandigheden in Amsterdam te slecht werden vervielen alle lessen.

Mijn zus deed als scholier jaarlijks mee aan de AMVJ FAMOS schooljeugdtournooien. Daar kwam ze - en door haar ook ik - in contact met scholieren van de 5-jarige HBS-B aan de Joseph Israëlskade, die blaadjes drukten en verspreidden bij ons in de buurt.
Ik haalde 's morgens op de fiets bij het Hoofddorpplein een moederblad op. Men luisterde daar naar de (verboden) Engelse radio. Op de korte kant van het huizenblok, tussen Kribbestraat en Hunzestraat, toen Rivierenlaan geheten , nu President Kennedylaan, stond op de bovenverdieping een Gestetner.
Een scholier, Cor woonde daar. Op zijn kamer drukten we honderden blaadjes.
De blaadjes werden in pakken/pakjes van verschillende aantallen gebonden om te worden weggebracht naar distributeurs. Een groot pak bracht ik iedere keer naar een fietsenstalling op het Gerard Douplein. Transport vond plaats in de fietstas.
's Avonds hadden mijn moeder, zusje en ik elk onze eigen wijk, met blaadjes onder onze jas. Het verste adres van mijn avondronde was de Niersstraat.

Over het dakterras, dat rond het gehele blok liep, was vanuit onze slaapkamer de ruimte van Cor makkelijk te bereiken.

Over dit terras kon een groep joden uit het blok, bij een eerste razzia (zonder adreslijst), nog vluchten naar het pand van de familie Blok, hoofd van onze lagere school, de Dongeschool en vandaar, toen de Duitsers bij ons voorbij waren, naar ons huis.

Maar in oktober 1942 ging het vreselijk mis. De Kribbestraat werd aan weerszijden afgezet door overvalwagens met Duitsers met geweer. Schalkhaaragenten haalden, aan de hand van lijsten, joden uit hun huizen. Zo ook onze buren. Er was geen mogelijkheid meer om te vluchten. De vrouw van het gezin was niet in orde. Mijn moeder gebood de agent haar te dragen en dat gebeurde. Het kindje was bij ons gewend en mijn moeder wilde haar aan de hand mee naar boven nemen. Zij probeerde zo het kind te redden. Maar buiten riep de vrouw in haar wanhoop om haar kind en de agent kwam terug om het kindje te halen. Mijn moeder, zus en ik waren daar getuige van.
Na enkele dagen werden hun meubels weggehaald.

Via www.communityjoodsmonument.nl kon ik lezen wat er met dit gezin is gebeurd. Ze zijn eigenlijk niet uit mijn gedachten geweest.

Later in de oorlog zijn mijn zusje en ik koerierster geworden bij de OD van de kolonel Six.
Na de oorlog, mei 1945 werden we verzocht naar de Amstelbrouwerij te komen. Daar kwam Prins Bernard en ook de vlieger Gerben Sonderman. We mochten mee met de laatste naar zijn vliegtuig dat, na een noodlanding, in een schuur stond in de Haarlemmermeerpolder.

In 1948 ben ik uit de Kribbestraat vertrokken.

Mijn tienerjaren zijn onlosmakelijk met de oorlog en de Rivierenbuurt verbonden.

A. Eijsten - 25 juni 2011
E-mail: a.eijsten (at) upcmail.nl

Omhoog

Terug naar de vorige pagina <<