Ingezonden bijdrage van Charles Dikker

Terug naar de vorige pagina <<

hoofdmenu

index ingezonden

Nederland

Pagina van Charles Dikker

"de Pygmee"

Charles Dikker : Ze noemden mij “de Pygmee”

Ik ben geboren in 1931 in Borgerhout een kleine gemeente onder de rook van Antwerpen. Een klein gezinnetje vader, moeder, zoon en dochter. Mijn vader was joods, had de Nederlandse nationaliteit. Hij werkte in de diamantindustrie en was tevens kleuren-, smaak- en geurenexpert. Verder hield hij zich bezig met de lange termijn planning van maatschappelijke ontwikkelingen. Hij overleed in 1942 toen ik elf jaar oud was.
Mijn moeder was een echte Belgische, geboren en getogen in Antwerpen. Zij werkt op het foto-laboratorium van Geavert en houdt zich daar vooral bezig met foto-ontwikkeling. Er is in ons gezin weinig aandacht voor religie. Ik herinner me alleen de kerstboom als religieus symbool.


Belgie 1934

Naar Amsterdam

Onder invloed van de economische crisis en de verslechterende gezondheid van mijn grootvader vertrekken we in 1934 naar Amsterdam. Eerst naar de Reitzstraat, in Oost boven een café en na twee jaar naar de Holendrechtstraat. En daar begint voor het gezin de oorlog.
Ik ben tweede generatie 1e Wereldoorlog en 1e generatie 2e Wereldoorlog.
  
Mijn vader begint een groothandel in specerijen op de hoek van de Trompenburgstraat met de Vechtstraat. Achtereenvolgens heb ik mijn lagere schooltijd doorgebracht op de Borssenburgschool, de Meerhuizenschool en de Dintelschool.
In 1941 verhuist het gezin definitief naar de Vechtstraat naar een woning naast de groothandel, want mijn vader wil het gezin dichtbij zich hebben.
In oktober 1942 wordt mijn vader gearresteerd en in november in Kamp Amersfoort opgehangen. Van de ene op de andere dag ben ik volwassen geworden; ik moest immers het werk van mijn vader overnemen.

Ik ga dan dagelijks naar school en dan op zoek naar eten, vooral groente en fruit. In eerste instantie vooral in Amsterdam Noord. Maar regelmatig word “mijn buit” op de pont over het IJ in beslag genomen. Het was steeds dezelfde NSB/S.A.’er. Later hebben we hem nog een keer te grazen genomen door met twee kano’s drie varkens bij hem te stelen.
Van Amsterdam Noord verplaatste ik mijn werkterrein naar de Boerenwetering, tegenwoordig Buitenveldert. Daar waren veel volkstuintjes van voor de oorlog gemigreerde Duitsers. Ik pikte nooit veel van één tuin maar steeds kleine porties van verschillende tuintjes.

Arrestaties

Ik ben vier keer gearresteerd maar werd nooit lang vastgehouden. Ik ben namelijk in het bezit had zgn Spaanse Papieren” en altijd een foto van Franco op zak. Daarnaast had ik een bijnaam “de Pygmee” en die dank ik aan mijn kleine postuur en mijn wat gele huid.
Mijn moeder heeft thuis, uit voorzorg, in het portiek een aanplakbiljet hangen met allemaal verschrikkelijke ziektes. Dat werkt preventief bij huiszoekingen. Mijn zuster werkt in die tijd in een apotheek in de Van Woustraat en kan eenvoudig zorgen voor medicijnen. Daarnaast helpt zij onderduikers aan medicijnen.


moeder en dochter Dikker in de Vechtstraat

Aan de Amstel

Opgegroeid aan de Amstel ben ik vooral in de oorlog een echte waterrat geworden. Vissen, eenden en watersnippen alles heb ik gevangen. Daarbij is de kano een belangrijk hulpmiddel. Niet alleen hebben mijn vriend Hans van Eerden en ik met de kano varkens gestolen en naar Landsmeer vervoerd om ze zelf te slachten en vervolgens weer naar Amsterdam te brengen.
In 1943-1944 heb ik onderduikers via Nijmegen en Tilburg en dan van daar uit lopend naar Turnhout gebracht.

Gaaspstraat

Eind 1943 ben ik op weg naar vriendje John Bakker als ik getuige ben van een razzia. Ik ontferm mij over een meisje wat ik in de Vechtstraat onder breng bij een moeder van vriendje. Zonder deze moeder in te lichten heb ik het meisje verstopt in een kruipruimte. En helaas ben ik dit voorval (tw het meisje in de kruipruimte) compleet vergeten. En daarover heb ik af en toe nog paniekdromen.
  
Huize Rijnstroom is in die tijd “officieel” een fietsenstalling maar tevens een botenstalling. Schello, een zigeunerjongen, en ik brengen joodse onderduikers naar de joodse begraafplaats in Ouderkerk. Daar vertonen de Duitse soldaten zich toch niet. Onderweg fungeert het riet, langs de oever, als een belangrijke bondgenoot. Lopend dan wel per fiets worden de onderduikers verder gebracht tot aan Uithoorn. Schello, in de oorlog is zijn schuilnaam Sjors, werkt daar als turfsteker.


moeder met zoon en dochter

Friesland

In november 1944 ben ik naar Friesland vertrokken en heb daar met zgn hongerkinderen uit Limburg ondergedoken gezeten bij de familie Van Staverden in het dorpje Baert gelegen tussen Sneek en Leeuwarden. Mijn moeder is mij daar na de bevrijding komen halen.

Na de oorlog

Na de oorlog heb ik het vak van diamantslijper geleerd bij Chris Lewis in de Oosterparkstraat en volg ik de avondschool (HBS) voor de oorlog in de P.L. Takstraat en later in de Karel du Jardinstraat. Vervelende ervaringen in het naoorlogse Nederland o.a. met de stichting ’40-’45, doen mij besluiten te gaan emigreren naar Australië. Via Antwerpen, ik wil nog even mijn Belgische familie gedag zeggen, en Parijs en dan vanaf Marseille per boot verder reizen.
In de trein op weg naar Parijs ontmoet ik een prachtvrouw en voor haar ben ik vier jaar in Parijs blijven wonen. Ik verdien dan de kost als diamantslijper. Charles Aznavour heeft een kamer in hetzelfde huis. Er komt een abrupt einde aan als ik mijn paspoort wil verlengen en ik in verband met militaire dienst op de trein naar Roosendaal wordt gezet.
Men wil mij, ik heb immers mijn vliegbrevet in Parijs gehaald, bij de luchtmacht onderbrengen en ik besluit dienst te weigeren. Uiteindelijk ben ik met S 5 afgekeurd.
In 1948 behaal ik een gouden medaille met gymnastiekwedstrijden. Mijn coach is in de oorlog NSB-er geweest (ene Stiens) en is in staat een verliezer dan wel een kampioen van je maken.
 
De Parijse liefde verwatert uiteindelijk. In 1953 ontmoet ik mijn latere vrouw. We zijn in 1955 getrouwd en gaan wonen op de Rivierenlaan, thans de Pres. Kennedylaan. Inmiddels ben ik in dienst getreden bij de Firma Rothschild, met zijn schoonzoon Goldmund, en ben ik als hoofd van de Antwerpse afdeling verantwoordelijk voor Diamanten en Vreemde Valuta.

Als je werkzaam bent als diamantbewerker wordt je regelmatig uitgezonden en overal te werk gesteld. Immers, diamanten mogen het land niet uit. En ik ben dan ook een aantal keren verhuisd. Ik heb o.a. gewoond in Merksen, een deelgemeente van Antwerpen. Met behulp van de Nederlandse Ambassade krijg ik, na verloop van tijd, een woning in Amsterdam West (aan de Pieter Calandlaan). Ik blijf echter pendelen tussen Amsterdam en Antwerpen
Dat levert regelmatig problemen op met de douane; mijn auto beschikt immers over Belgische kentekenplaten.
  
Ik heb ook nog wel eens de indruk dat ik vaak gehinderd ben door wat ik maar noem: “Belgische invloeden”. Dat heeft vooral betrekking op een beetje sjoemelmentaliteit waar ik slecht tegen kan. Sjoemelen is vooral weinig open en eerlijk en al helemaal niet recht door zee.
 
In 1962, tijdens een zeer strenge winter, heb ik een periode in Zandvoort gewoond en daar is mijn zoon Michel geboren. Het ging economisch slecht en ook toen al in de Nederlandse diamantindustrie. We verhuizen uiteindelijk naar de Uiterwaardenstraat en daar is mijn dochter Danielle geboren.


Rijnaak (1967) fabricage van Amstelkruisers


Amstelkruiser

In de Rivierenbuurt

In de Begijnesteeg, naast het Café De Engelse Reet, open ik de eerste Diamantshow Room. Met een niet zo betrouwbare compagnon, maar ik leer wel veel van hem op het gebied van “juwelen montage”.
 
In dezelfde tijd heb ik een Rijnaak gekocht voor FL 2000 in een scheepswerf aan de Amstel en per advertentie bied ik zg “Rijnkruisers” te koop aan. Daar heb ik in totaal 22 bootjes gemaakt en verkocht. Deze Rijnkruisers zijn zeven meter lang en kostte 7000 á 8000 gulden per stuk.

Na een periode in de Zomerdijkstraat, verhuizen we in 1973 naar de Rooseveltlaan. Dan breekt een periode aan van pendelen tussen Venezuela (waar ik een mijn had gekocht voor het delven van ruwe diamanten) en Amsterdam. In 1976 worden alle mijnen in Venezuela genationaliseerd en stop ik met mijn werkzaamheden aldaar.

Op het Rokin open ik in 1972 een kristalhandel. Na de zoveelste inbraak ben ik er uiteindelijke mee opgehouden.

Vanuit mijn ervaring met het diamantslijpen heb ik op diverse plekken in de wereld les gegeven. In Canada heb ik lessen gegeven ten behoeve van precisie technieken voor de vliegtuigindustrie. Daarnaast in Thailand, India, Pakistan lesgegeven in diamantslijpen.

Daarnaast het lesgeven richt ik, in 1979, zelf weer een Diamant Groothandel op samen met een compagnon.

In 1984 houd ik mij met iets totaal anders bezig. Samen met mijn zoon Ronald vervoeren we mesttransporten voor Senegal, via de Canarische eilanden. Deze laatste omweg heeft te maken met de overwegend Islamitische bevolkingssamenstelling van Senegal en dus dito regelgeving.

De laatste jaren heb ik me vooral beziggehouden met lesgeven en “mensen wegwijs maken” in de diamanthandel. Vooral tijdens mijn vele reizen heb ik er een groot plezier aan beleefd om vooral jonge mensen de fijne kneepjes van het vak van diamanthandel te leren.

Charles Dikker, 23 april 2005

Met dank aan Harro voor het opschrijven. Contactadres: harrovanzijl@hetnet.nl

omhoog

Terug naar de vorige pagina <<