Karel N.L. Grazell

Terug naar de vorige pagina <<

 

naar index Karel N.L. Grazell

RIVIERENBUURTSE GEDICHTEN van Karel N.L. Grazell

Karel N.L. Grazell
Amsterdams stadsdichter uit ZuiderAmstel
januari 2009

Gedichtendag in Amsterdam-Zuid
(donderdag 28 januari 2010)

Vandaag is gedichtendag net als smeltende sneeuw
in alle straten en parken van Zuid te zien.
Op het Museumplein landen de dromen van
alle Amsterdam-Zuiders:
hoor ze giechelen en spelen,
hoor ze griezelen en verlangen.
Bezwijk voor het spiegelbeeld van een mooi iemand
in een Beethovenstraatse winkelruit.
Vol van schemermorgen joggen schuddende spieren
als een bolleveld van kleuren langs de rivier.
Een eerste vogel met nog schampjes van de zuiderzon
op de vleugels aarzelt wat geluid naar buiten
tussen de nog rillende takken van het Beatrixpark.
Stel je voor: de volle populieren van toen
de zomer aanklopte aan de Van Tuyllse huisdeuren.
Ruik de koppige geur van een kopje ristretto
dat tegenover het Stedelijk klaarwakker voor je staat.
Denk je in: de juichende armen van de winnaars,
pas geleden nog omhoog in het Stadion.
Kijk hoe de auto’s op de Ringweg zijn veranderd
in gouden bijen die honing brengen naar de
grote korven van de Zuidas.
Vandaag is gedichtendag net als smeltende sneeuw
in alle straten en parken van Zuid te zien.
Merk overal poëzie vandaag.
Overal poëzie vandaag.
Overal poëzie.
Want gedichtendag brengt je vandaag
over de grens van het gewone
en maakt je tot bijzonder, tot een wonder,
tot een gedicht dat lééft.


Karel N.L. Grazell
Amsterdams stadsdichter uit ZuiderAmstel
januari 2009


Stadsdeel pakt Rivierenbuurt aan:

 

We gaan elk plantsoen doen,

het plaatselijke groen doen,

binnen en buiten de perken

spadend en harkend werken.

Miljoenen grashalmen maaien:

gazons verfraaien.

kleuren van bloemen strooien,

dooie bomen rooien.

Aan alle kanten

nieuwe planten planten.

De boomchirurg

zaagt schors en kurk.

De happeningen

van het vogelzingen

worden weer hoorbaar.
Ha, daar komt het voorjaar!

 

Karel N.L. Grazell
Amsterdams stadsdichter uit ZuiderAmstel
januari 2009


het poortje van de Roerstraat
(een herinnering van Michal Elata)

Honderd voetstappen tegelijk
door het onderdoor van de huizen.
Al monddood.
Dromen zelfs verboden.
Moffen overkomen je.
God rijdt over de daken.
Hij heeft er niets mee te maken.
Ze zijn uitverkoren.
Da’s genoeg.

Karel N.L. Grazell
Amsterdams stadsdichter uit ZuiderAmstel
december 2008


ROSA RIBES

voor Bep Gomperts-Gerritse

Er stond een heg van dooie rozen:
herinneringen die veel op elkander leken,
zo ver gingen ze terug in de wind.
En de grond was nat van de regen,
en de grond was zwart van het nat.

En uit de modder stak een duimbreed wit
naar m’n herdenkende aanwezigheid:
een stukje bot uit ver verleden tijd.
Was er onder de aarde een abattoir,
een oud abattoir, verzonken in de tijd?

Er vloog een zwarte vogel door me heen
Was het een bot van mensenbeen?
Ik trok met angst het wit uit de grond:
wat trok ik misschien wel niet mee?
‘t Bleek alleen een lang en modderig bot.

Wat was het, wat zou dat bot dan zijn?
Ik nam ‘t mee naar huis, keek in boeken.
Zoekenzoekenzoekenzoekenzoeken.
Het was een rib, zo zag ik staan.
Een mensenrib en langgestorven.

Ik keek het aan, de dichter keek het aan.
Er ging wat genesis toen klinken.
Ik was ‘t wel niet, maar ik werd ’t toch:
heel even schepper van dood en leven.
De rib werd een beeld in dit gedicht.

O Rosa Ribes, vijfenzestig jaar geleden
heb je in het kamp de dood geleden.
Met je haar, zo zwart als de natte grond,
met je ogen, zo zwart als de tijd.
Er viel een stervende vogel uit je ziel.

O Rosa Ribes, loop nu met mij te lopen,
met mij te lopen in de stad, schat.
Buurt met me de straten van je wonen,
de lanen van je dromen en je toen,
buurt met me in je Rivierenbuurt.

O Rosa Ribes, wat over is van hoe ‘t was.
De Amstel moedert er nog steeds
als moederrivier van de stad zo groot.
De Churchilllaan heeft de tram nu anders
dan die je wegbracht naar de dood.

O Rosa Ribes, de RAI is er voor de heb.
De huizen kijken nu met dubbelglas,
je zou de moffen niet meer horen brullen.
Een reuzenmol graaft metro in de kelders:
straks vreet een anaconda de miljoenen.

O Rosa Ribes, ik raak je met m’n troost.
Want je buren zijn heen, je vrienden heen.
Nieuwe mensen vullen gul hun wensen.
Wat ooit gewend, wat bloeide in je hart,
is nu een dooie roos, een rib van been.

O Rosa Ribes. Niemand ziet je nog.
Je bent alleen nog maar wat been,
een gedachte in dit mank gedicht.
En wie wil je nu nog lezen?

O Rosa Ribes.

Karel N.L. Grazell
Amsterdams stadsdichter uit ZuiderAmstel
mei 2008


Biesboschstraat : Jacques van Tol

Rettettet:
olie onder ’t bed..
Naar de bollen
met z’n ollen.
Kleine man:
gaat d’r an.
Voetbalpool:
feestgejoel..
Leidseplein:
weg is de gein.
Jans Pommerans:
met veel fans.
Is ‘t m’n broer ?
Geouwehoer.
Holderdebolder:
koeienkolder.
Meneer Keuvel:
wat ’n euvel.
Juffrouw Klessebes:
landverraderes.
Jacques van Tol:
foute lol.

Karel N.L. Grazell
eerste stadsdeeldichter van ZuiderAmstel
en 3e van Amsterdam


Biesboschstraat

De straat had al te lang liggen lijden
onder diepe wonden tussen vrachten
zand en zelfs het verwijderen van haar
huid. Maar nu zag ik haar genezen en
hersteld. Er waaide nog zand in dunne
rifjes op de tegels en de klinkers. En
boompjes, elk eenzaam, stonden nieuw
in de rij te wachten tot ze de toekomst
in volle bloei konden zetten. En ik liep
daar en zag hoe de straat nog leeg was,
geen auto die er mocht komen. Ineens,
de hele buurt vergetend, was de tijd voor
mij gekeerd en zag ik hoe arcadisch het
er woonde, toen meer dan zeventig jaar
terug de straat zojuist was aangelegd. En
kijk, even was de straat zoals bedoeld.

Karel N.L. Grazell
eerste stadsdeeldichter van ZuiderAmstel
en 3e van Amsterdam


Lekstraat: tramremise

Bovenop het snel vergeten Amsteldorp
met huisjes en tuintjes, en met ‘n strand
dat gleed naar de rivier, stonden die dag
de trams staakstil en schudden met hun
voorbalkons van nee, we rijden niet meer
uit. Wreedheid heerst tot bloedens en tot
stervens toe in de oorlogsstraten van de
stad: de jacht op Joden dient te stoppen.
Het staken ging verwoed door alle wijken.
Maar de vijand kwam en schoot de trams
die staakten, neer. Ze bloedden metaal en
straf. Er was geen ontkomen aan: traag
begonnen de trams weer te rijden en de
wreedheid groeide in rillend Amsterdam.

Karel N.L. Grazell
eerste stadsdeeldichter van ZuiderAmstel
en 3e van Amsterdam


poëzie in de Lekstraat

Er lag veel herfstblad in de Lekstraat.
Ik keek: nooit nog een afgevallen
blad ontmoet in m’n lange leven.
Er kwam een man aan met een grauwe
baard. maar ik duwde hem een zijstraat in.
Een fletse vrouw wandelde aan, maar
ik hing haar melancholie ca ira
aan een lantaarnpaal.
Ik keek naar één blaadje op een tegel.
Ik had het nog nooit gezien.
Waarom was het zo vreemd geel en bruin?
Hoe kwam het aan die naam blaadje,
zoals men het scheen te noemen:
herfstblaadje nog wel.
(da’s nou een herfstblaodje, meheer,
zei een jongen: ik had ‘m nog nooit gezien,
wat was dat voor een beweging
en wat voor een geluid?).
En de belangrijkste vraag:
waarom lag dat blaadje daar,
was het daar altijd geweest?
Was het daar geboren
of er naartoe gekropen,
had de zwaartekracht het meegenomen
uit een vermoeide boom
of had iemand het daar gebracht?
Toen ik lang genoeg had gekeken,
zag ik niet eens meer dat er
een blaadje lag op een tegel
die er nu ook niet meer was.
Ik voelde alleen maar poëzie
en die is de leegte zelf,
gekleurd met een vermoeden
om herkenbaar te zijn.

Karel N.L. Grazell
eerste stadsdeeldichter van ZuiderAmstel
en 3e van Amsterdam


Wielingenstraat:
Jericho-tocht om de RAI

Zevenmaal rondom gaan de gebeden.
Zevenmaal rondom die glazen schuren.
De nachtelijke uren zijn vol
van voeten en gemompel.
Zullen de glazen wanden vallen?
Gaat het land van zand weer terugkeren,
bouwgrond bieden voor de Basiliek
die de Vrouwe van alle Volkeren gaat vereren?
Zevenmaal rondom gaan de gebeden.

Karel N.L. Grazell
eerste stadsdeeldichter van ZuiderAmstel
en 3e van Amsterdam


Moerdijkstraat

In de binnentuin, waar ik de zomeravonden
maakte, zag ik de dakhoge zilverberk die de
zon was. Het had net geregend en op een
bakboordtak hurkte ’n merel in z’n zwarte
veren en orgelde uit ‘n diepe keel: de schors
van het zonlicht glansde weer zilver, en de
aarde was diepzwart en dampte. De wormen
die z’n voedsel vormen, kwamen uit de grond.
Hij had het voor het snavelen. Uit voorpret
floot hij de Tafelmusik van G.F. Telemann.

Karel N.L. Grazell
eerste stadsdeeldichter van ZuiderAmstel
en 3e van Amsterdam


Praxis

Er moest een naam getimmerd
worden, of gebeiteld of gezaagd.
Men riep: er zij een naam en we
willen weten dat hij goed is. Dus
werd door handenvol scheppende
vingers een lijst geschapen met
meer dan honderd namen, maar
zij zagen niet wat goed was. En ik
herhaalde m’n eerste en enige, en
het was goed. Praxis, een weinige
flard nog van m’n diep verleden.

Karel N.L. Grazell
eerste stadsdeeldichter van ZuiderAmstel
en 3e van Amsterdam


RAI

Dat ouwe gebouw, de RAI van toen,
met de houten wielerbaan waar Jan
Pijnenburg en Piet van Kempen hun
draai vonden. En daarna de nieuwe
RAI, waar men Onze Heilige Maag
vereert in offers van auto’s en hapjes,
van schepen en drank: onderdaks de
brede golven, deinend in glas, terwijl
erboven vaag voor sommig mens wel
‘s een verschijning schijnt te zweven,
ijl als het glas, ijl als een geloven in
een paradijselijk leven na dit leven…

Karel N.L. Grazell
eerste stadsdeeldichter van ZuiderAmstel
en 3e van Amsterdam


Rivierenbuurt: van Duits

In die jaren was de Rivierenbuurt van Duits.
Eins zwei drei vier fünf sechs sieben acht neun und... zehn:
wer nicht weg ist, ist gesehen. Wir kommen!
Maar wie kon zich voor de vijand verstoppen?
ze roofden de kinderen uit de huizen,
ze roofden de toekomst uit de handen van de kinderen.

Bram zag zichzelf als bruggenbouwer:
wegen lange sprongen over het water laten maken.
Maar zijn droom verstikte
onder de douche van de Duitse dood.
Ik kan wel huilen.

Rachel wilde later een bloemenwinkel:
een glazen schatkist vol geur en kleur.
Maar haar droom verstikte
onder de douche van de Duitse dood.
Ik kan wel huilen.

Sara had gekozen om fotomodel te worden:
voor de camera het spel van haar schoonheid spelen.
Maar haar droom verstikte
onder de douche van de Duitse dood.
Ik kan wel huilen.

Eli wilde een elektrische dieseltrein besturen
die als een zilveren vis zou glissen naar de verte.
Maar zijn droom verstikte
onder de douche van de Duitse dood.
Ik kan wel huilen.

Al die zoveel vriendjes, al die zoveel vriendinnetjes:
tienduizenden met dromen vol, toekomsten vol,
konden zich voor de vijand niet verstoppen
en wie niet weg raakt, is gezien. ist gesehen
voor onder de douche van de Duitse dood.
Ik kan wel huilen.
IK KAN WEL HUILEN. NU NOG HUILEN.

En nooit raken we van die herinneringen
bevrijd.

Karel N.L. Grazell
eerste stadsdeeldichter van ZuiderAmstel
en 3e van Amsterdam


Churchilllaan: Trabant

Ik zag een fossiele Trabant gaan op
het voor trams versmalde asfalt in de
Churchilllaan. Z’n menggesmeerde
adem was vettig en wat zwart. Z’n
hart ging tweetactend tekeer. Ik zag
een Trabant gaan in de Churchilllaan.
Ruim veertig jaar terug in m’n leven
heb ik hem groot geschreven in de
kranten van het land. De advertenties
mochten baten: vijfentwintigduizend
werden er per jaar verkocht. Ze reden
‘t klokje rond door heel de Benelux.
Zag een Trabant in de Churchilllaan.
Was hij kunststof? Nee, daar waren
Trabantjes wars van. ‘t Was geperste
katoenvezel met hars, 3 millimeter dik.
Ik zag een fossiele Trabant. Even was
dat oude, zich nog wat behelpende
Europa uit de jaren zestig in de neus
van de Rivierenbuurt weer terug.

Karel N.L. Grazell
eerste stadsdeeldichter van ZuiderAmstel
en 3e van Amsterdam


Waalstraat: Ben Webster

Er staat een raam op zevenenzeventig
open. En een grammofoon speelt naar
buiten: Stormy Weather. Een man die
voorbij komt, zingt binnensmonds het
mee: je gezicht is net als ‘n weerbericht,
storm en regen. Hij zingt het, ook al is
er overal zonlicht in de straat. De man
is welhaast twee portieken verder als de
saxofoon begint en hoor, ’t is live. Z’n
voetstappen lopen hem haastiglijk terug.
Ben Webster speelt,, Ben Webster zelf
speelt in de Waalstraat. Ol’ rockin’ chair
is gonna get me. Hij bluest de weemoed
tegen de huizen (blues, die saudade van
de zwarte man). Niemand verder luistert
echter. Hij is gewoon een man op kamer,
in de Waalstraat vindt niemand ‘n paleis.

Ben Webster: een van de grootste jazzsavofonisten uit de USA.

Karel N.L. Grazell
eerste stadsdeeldichter van ZuiderAmstel
en 3e van Amsterdam


 

Rivierenbuurt: film van Jan Wiegel

Wie lijdt al die herinneringen nog aan
de drieëenheid leed, verlies, verdriet?
De oorlog is zo lang voorbij: wie leeft
nog die ‘t heeft meegemaakt? En onze
kamerpleziertjes, onze TV-schermen
van bloed verdrijven wat ooit was. En
al de straten die rivieren zijn, en al die
huizen, al die architectuur, ze zwijgen
van nature. ‘n Enkel woord, ‘n enkel
beeld herinnert nog, maar de pijn om
pijn, het leed om leed, het treuren om
verlies en om verdriet, ze verdwijnen
gestaag in het sluipen van de dagen.
En morgen zelfs voorwaar voorgoed.

Karel N.L. Grazell
eerste stadsdeeldichter van ZuiderAmstel
en 3e van Amsterdam


Victorieplein: Plan Zuid

De forse man, als een standbeeld,
liep over de weilanden
en tekende met z’n timmermanspotlood
lijnen in het gras: dit wordt
de nieuwe stad.
Het zal geen ruitjespapier worden,
geen Beemster worden,
geen nadoend Manhattan.
De lanen zullen schuin zijn,
de straten vaak wat krom,
en met veel ademruimte.
Zo zie ik hier een wolkenkrabber:
van mijn plan het stenen uitroepteken
dat een grote welkomlaan splitst
in een spitse V met vele zijtakken.
Toen het Plan gebouwd was,
ging hij voor de wolkenkrabber staan,
schreef in het plantsoen
met timmermanspotlood z’n fecit
en bewoog niet meer.

Karel N.L. Grazell
eerste stadsdeeldichter van ZuiderAmstel
en 3e van Amsterdam


Uit de bundel "Vanaf 1928 te Amsterdam"
In de bundel laat de in de Watergraafsmeer  geboren dichter – die sinds 2006 stadsdeeldichter van ZuiderAmstel is – zich kennen door een grote liefde voor zijn stad.
Deze bundel is een geheel herzien digitaal vervolg op de in 2001 in druk uitgegeven eerste versie.

Uit de bundel "Vanaf 1928 te Amsterdam"

Kijk, grijs de wolken, wegwaaiend in de
verte aan het einde van m’n Waalstraat.
En ik loop denkend langs de huizen.
Denk: niemand heeft zoveel goeds, zoveel
gods nu in handen als wie z’n geheugen,
die buitendeur van z’n jaren, ziet in z’n
zon. Herinner terug. Strepen oorlogsbloed
op de kranten van m’n jeugd. Gebluste
ogen van honger. En later de lust, rauw
als een ei – we noemden het liefde, met
dat roodomrande woord dat sindsdien
in ons hangt als ’n natte doek, zwaar
(we zeiden het met vochtige lippen,
getuit naar o ja?). En herinner terug
hoe we die ons nader waren, slechts
met onmacht omhulden: als met een
gescheurde mantel. En we liepen met
gebalde vuist onder de triomfboog van
de sterren door: waarom lag toch zoveel
armoede tussen al die slapende bloemen?
En waarom stoof er zoveel zaad van pijn
op de zwarte, handzame wind van de
nacht? En botten zoveel hoop, zoveel
verlangen niet uit, en dorden ze weg
onder wit maanlicht? Denk aan onze
straten ook, die vaak zo bevuild waren
met onrecht – wat deden we: met onze
handpalmen boetseerden we woorden –
wat konden we ànders? Steeds meer angst
vormden we, met geur van schuld. Vaak
vleermuisden onze daden schots en
scheef in de nok van ons vertrouwen.
Herinner terug, bij die buitendeur, het
leven: met die sleurhand van de tijd
in de nek. Zo gezeuld zijn we de dagen
door naar hoera, ’t ging gebeuren (en
wat ging er dan gebeuren?), naar help
me, onheil naderde (en het naderde).
Dit dan wetend, loop ik nu dan toch
met zoveel goeds, zoveel gods in m’n
handen, en was dit alles die oude,
grijze wolken waard?

- - - -

Dit lichaam, te oud om in de
natuur te leven, lokt en vangt
te over nog een Waalstraat van
woorden en stuurt ze uit naar
stad en land, in zin en regel. En
is ’t zo gewend. Overal waar
ik ooit gewoond heb, trokken
er ontelbaar woorden uit m’n
open deuren, uit m’n ramen.
Alle woorden christofoor van
betekenissen. Woorden als
wolken boven de kroontjes-
pennen van m’n jeugd, als
vreemde vrouwen, als pauwen
vol van trots, en als gevallen
bladeren die rouwden. En
woorden die zo vloekten met
elkaar als kleuren. Woorden
van verleiding in de kranten,
met miljoenen geld in de rug
(men las mij meer nog dan
H. Mulisch). En dichtwoorden
die geen cent bezaten, rijk van
’n eigen armoe: sober, echter
recht door zee, door ziel. Zo
was ik woorden: van derden
geleerd, door mij gekozen en
geschikt. Zo was ik alsmaar
bekende woorden: en wat ze
zeiden, wat ze schreven, was
ik. Zelf. En ging dat goed?
Misschien had ik minder
woorden moeten doen…

Karel N.L. Grazell
eerste stadsdeeldichter van ZuiderAmstel
en 3e van Amsterdam


www.zuidelijkewandelweg.nl

Een ganse buurt staat er te lezen, te
bekijken. Je ogen kunnen wandelen
door straat en park, door nu, maar
ook door jaren terug. Er is vanouds,
er is vannieuws. Het stroomt in vele
rivieren naar deze digitale delta toe.
Tragisch vaak en dan weer magisch
krijg je leed en liefde uit de meest
bewogen buurt van Nederland op ‘n
kroondomein tegeef: op de website
zuidelijkewandelweg. Lees en kijk
dus. Want dan weet je waar je leeft.

Karel N.L. Grazell
eerste stadsdeeldichter van ZuiderAmstel
en 3e van Amsterdam


 

Zomerdijkstraat 1950
(met Remco Campert bij
Wil en Sjaantje Bakker)

Ooit dronk ik er zoveel
dat ik een halve dag
van mijn leven mis.
Wat zou ik anders in
die bewusteloze uren
hebben gedaan: een
gedicht geschreven
dat de hele wereld zou
lezen, of dat me het
dichten juist deed vergaan?
Naar schilderijen van
Sjaantje hebben gekeken,
een verhaal verteld aan
Wil over Harderwijk?
Met Remco een intelligent
gesprek gevoerd over
het nieuwe dichten dat
we deden? Of nog meer
jenever gedronken?
De Zomerdijkstraat heeft
ten eeuwigen dage
een ongewilde schuld aan
mij van misschien wel
zegge of al dan niet schrijve
een halve dag.

Remco kreeg in ‘50/51 soms veel geld en gaf z’n vrienden dan een avond en langer gratis drinken. Toen dit in dat najaar van ’50 verder werd verhinderd door kortzinnige sluitingstijden, kwamen we ’s nachts in de Zomerdijkstraat terecht bij Sjaantje en Wil Bakker. Sjaantje schilderde, Wil was ’s zomers kelner in het Harderwijkse café Baron op de markt.

Karel N.L. Grazell
eerste stadsdeeldichter van ZuiderAmstel
en 3e van Amsterdam


Natuurmarkt

Adem hier met de bomen en hun
groen, laat uw gedachten gaan
dansen met de barokke vlinders:
zweefwoorden, fladderklanken,
buiteltaal. Hip hap hup. Neurie
met de vogels mee van mmm en
mmm en mmm. Laat u verleiden
door de kleuren, de uitbundige
tintelkleuren van al de bloemen.
Kijk naar de lente die op een tak
zit van een eik: in een bladgroen
bloesje en een schorsbruine rok,
met een krans van vogelzingen
om haar glimlach (het duurt niet
lang meer of ze wordt mevrouw
Zomer). En ga lekker markten in
dit park: ah, aah, aah. Proef wat
echt is, kies het goede en geniet
gezond. Hup hip hap. En als u
straks weer thuis bent, voel het:
zo ben ik, want zo is de natuur.

Karel N.L. Grazell
eerste stadsdeeldichter van ZuiderAmstel
en 3e van Amsterdam


Berber in de Rivierenbuurt

‘Wat heb ik met mijn wonen hier gewonnen?
’n Klein deel welzijn kreeg m’n gezin in dit
voor ons exotisch Amsterdam. Maar wat wist
ik verder, ik sta nu in m’n straat alleen als een
moeizaam plantje in de barst van een klip en
m’n alleen groeit gauw naar eenzaamheid: een
géén naam meer zijn op zelfs m’n eigen lippen.
In me is woestijn, met pijn die als een gifslang
door de leegte glist: noest op zoek in waar geen
prooi is. En heel lang al vraag ik me: wat zal er
van m’n zonen worden? De dochters gaan wel
trouwen, wonen met hun mannen en hun kroost
en hun bekers en hun borden (of toch niet? ze
zullen wellicht vrijheid kennen en niet kunnen
wennen aan huismus zijn en navenante plicht).
Echter, m’n zonen. Gaan hun dromen blijven
hangen in de straat, lastig hangen onder al die
bomen, en zonder hoop? Zie, ik loop te denken
in de smalle bedding van diezelfde straat: wat
raakt ‘n mens ter wille van z’n eigen toekomst
kwijt? En wat raakt ‘n mens ter wille van hùn
toekomst kwijt, ter wille van z’n zonen en z’n
dochters, en hun kinderen weer tot in de verste
verte van de tijd? En wat win ik, en de mijnen
ook, in dit exotisch Amsterdam (immers, nu is
er geen ontkomen meer aan het verwachten)?
Ik loop in de bedding van m’n straat en denk:
of is toch dit alles een vergeefse ruil geweest?’

Karel N.L. Grazell
eerste stadsdeeldichter van ZuiderAmstel
en 3e van Amsterdam


wurgslang op de Huishoudbeurs
(historisch)

Gesust door opium wellicht (ik hoop het
in al m’n bang), en langer dan een mens:
‘n kabel van de brug die naar de ongewilde
dood leidt, rust hij daar languit (halfopen
ogen) op de Huishoudbeurs. En hallenvol
vrouwen lopen langs: een ieder met een
Ik kom helemaal oet Bedelum – heb ik
drie maand’n voor gespaard. Màg ik dan?

draagtas, dikgebedeld overal voor de heb
en voor de krijg: te dol, de cupjes soep,
de plastic schaaltjes met allemaal warm
Kzij dur één van Stelendonk, en wittege,
kwil waor voor mien treingeld en antré.

van nounou, de échantillons met smeer en
geur hup meegenomen, de droomwoorden
Ik ben zéér gevoelig voor reclaeme, noem
me hebziek. O, en ik kom wwt het haegje.

die zo gretig maken, de opgeblazen zakjes
met nauwelijkse krekkers, al die niksjes,
die duizend monstertjes, die louter niksjes.
Ik ben ‘ n Zeeuwse hier uit Hamsterdam,
die graag achjeweetnooit veel in huis heeft.

En ieder griezelt langs van oooh en brrr en
hhhhuhu, en de slang, een piezel wild nog
achter z’n gesuste kracht, kijkt naar die
hapjes vrouw, die monstertjes, en denkt:
daar loopt m’n brunch.

Karel N.L. Grazell
eerste stadsdeeldichter van ZuiderAmstel
en 3e van Amsterdam


79e levensjaar

Ik ga de dagen. Karel Grazell gaat z’n dagen
traag door de Rivierenbuurtse Waalstraat, en
op het nippertje van de tijd. Maar niets is er
voorspelbaar: tellen van de dagen helpt niet
in dit oude leven. Ik ga tussen de gevels, ik
loop door het daglicht, loop door een droom.
De jaren blijven hijgen op de tegels achter
m’n wankele voeten. En mijn lippen praten,
maar mijn keel doet zwijgen toe: bij zoveel

eeuwigheid die geen begin, geen eind heeft.
Kijk hier, ik ga de dagen door de Waalstraat.
Karel Grazell traagt z’n dagen, dag na dag,
en achter zich laat hij op ‘t trottoir een sleep
verleden. En vóór zich? Vóór zich ziet hij de
toekomst niet voorspelbaar. Want dit oude
leven kijkt niet dan waar ‘t gaat, om niet te
struikelen. En de maag wil alleen vandáág.
O onvrijheid: mijn maag wil alleen vandáág!

Karel N.L. Grazell
eerste stadsdeeldichter van ZuiderAmstel
en 3e van Amsterdam


Scheldeplein & Noord-Zuid lijn
(over die Anaconda van Amsterdam)

Lees. De boormollen van de Anaconda
zijn ‘onderweg’ tussen de heipalen van de
trillende stad. Ze gaan hun eind tenslotte
vinden, hun blindelings werk gedaan, in de
Scheldeschacht, die daar een tunnel begint
naar verder. Men graaft eraan: het gat dat
diep zal, als een huis zo hoog zal zijn. Zak
naar de artefacten toe: kijk, hier is ooit de
tijd geturfd, aan ‘t licht gebracht in schep
na schep met trouwe handkracht, uur na
oud uur. Toen viel de aarde droog. Later
werd zij weilanden en boerderijen aan de
wetering. Graaf voorzichtig en graaf diep:
je vindt wellicht het overschot nog van een
veenpuit, een gewonde aker, een scherf,
een zieke riek, of een roerblad dat geen
weg meer vond. De veengrond bergt hier
resten zweet, hoop en liefde: waaruit onze
toekomst groeit. Die weer na onze dagen
andermans verleden schraagt, & repetent.

Karel N.L. Grazell
eerste stadsdeeldichter van ZuiderAmstel
en 3e van Amsterdam


gedichtendag
25 januari 2007

Het is goed hier ‘n gedicht te
schrijven in de Rivierenbuurt:
over huizen in stijlvolle snit,
lanen als gebloemde verzen,
parken als zonblije metaforen.
‘n Gedicht dat landschap wordt
met toppen van taal. Tussen de
omhooggekomen woorden zie
ik diepe scheuren van wit. Ik
kijk, maar kan de bodem van
dit wit tussen de woorden niet
bereiken. Ik vermoed iets dat
ongehoord en ongezien, dat ijl
en oer is, ontstaan, gezicht van
oorsprong, mijn eigenste zelf
wellicht. Ik kan de bodem van
‘t gedicht niet onderscheiden,
niet met lijden of met blijheid
om de poëzie, maar blijf uur na
uur schuiven door de straten
tussen omhooggekomen bomen
en stijgende huizen, en ik dicht:
het is goed hier ‘n gedicht te
schrijven in de Rivierenbuurt.

Karel N.L. Grazell
eerste stadsdeeldichter van ZuiderAmstel
en 3e van Amsterdam


preluderen op stadsreiniging
voor Jos Wiersema
(die op deze website schreef:)


‘De Roerstraat de schoonste straat
van Amsterdam, omdat de directeur
van de Stads Reiniging er woonde’


Veeg me nu zo schoon als je wilt. Ik
ben je Roerstraat, je jeugd en je tijd.
Wat je bestaan vervuilt, moet weg.
Slechts wat herinneringen blijven
liggen zoals wanneer het najaar in
me is. Er blijft veel minder over van
je daden, dromen en gedachten dan
je hoopte. Welke voetstappen naar
school weet je nog: tienduizenden
voorgoed verloren. Welke ijsjes, zo
vaak gebedeld, proef je nog? Wat is
er gebleven van wat je in me leerde
(al die woorden, al die cijfers), van
wat je in me leefde? Beeld en taal,
in een door de tijd gezeefd verhaal.
‘n Foto is scherper dan wie je in me
bent, die straat van je herinnering.

Karel N.L. Grazell
eerste stadsdeeldichter van ZuiderAmstel
en 3e van Amsterdam


Anne Frankschool
bij een foto door elmer
bij een interview door machteld



De deuren open naar de middag in de straat.
Een school van kinderen komt spelen op de stoep
en niemand van hen is gestorven:
Ze leven schuldloos met hun stemmen,
vol van drukte, vol van roepen:
een zwerm spreeuwen
tussen de takken van het middaglicht.
Uit een eeuw van eerder staan de woorden
op de gevel, op hun achtergrond,
die Anne Frank geschreven heeft,
toen een meute van moord en doodslag
rond haar ronkte, rond haar sloop.

En in m’n leeftijd nu, onzeker nog
zich staande houdend in de Niersstraat,
hangt angst, maar tegelijk hangt hoop.

Karel N.L. Grazell
eerste stadsdeeldichter van ZuiderAmstel
en 3e van Amsterdam


Mahatma Ghandi
(beeld in de Churchilllaan, door Karel Gomes)

Hoe ben je begonnen het in je te bedenken,
Karel?
 
Heb je eerst met de handen van je gedachten
een beeldentuin vol Ghandi’s gevormd – elk
beeld anders: wijzend als ‘n profeet, of wijs
teruggetrokken in de eigen woorden, of met
felle ogen, of met stille ogen, of... of... Tot je
tenslotte meende hoe Ghandi was geweest,
Karel?
 
En groeide toen heel traag je overtuiging: zo
wordt het beeld. Of raakte het je als ’n flits:
die zekerheid van zo en niet anders? En kwam
toen het vormen met je echte handen, en het
steeds weer verbeteren: plooi anders, wang
anders, gebaar anders? Tot Ghandi dacht en
leefde: ‘n mens van klei en bloed geworden,
Karel?
 
En liet je hem dan gieten in brons om van
eeuwigheid te worden: hij en ook ‘n beetje jij?
Daar staat het nu in die drukke laan, levend
en toch ook zo passief... als een Ghandi,
een wandelend, maar stilstaand standbeeld
tegelijk: op weg en niet op weg naar wat,
Karel?
 
Zoals wij allemaal in die drukke laan
van onze dagen, van onze tijd...
Karel?

Karel N.L. Grazell
eerste stadsdeeldichter van ZuiderAmstel
en 3e van Amsterdam


‘Maasplein’
(n.a.v. het kunstwerk dat daar
door de plantsoenen slingert)


Zien z’n (m/v) ogen dat hij
met voeten van nu
over ‘n rivier van steen loopt?
Weet hij
(m/v) dat hij
over vissen wandelt?
Honderden jezussen
gaan elke dag
over die slingerbeek
van water en vissen
en weten het niet.
Wonderen worden
onzichtbaar in de
kaalslag van deze tijd,
in de werkelijkheid
van wie winkelt.

Karel N.L. Grazell
eerste stadsdeeldichter van ZuiderAmstel
en 3e van Amsterdam


CAUSAAL

We beginnen met bergen hoop.
We eindigen met misschien.
Kijken we ons leven terug,
tussen die bijna dichtgeknepen
oogleden van onze dagen,
dan zien we hoe ons einde
oorzaak is van hoe we leefden,
doel is, waaop onze pijl was
gericht. Onze geboorte, die
onwezenlijkheid, die botsing
met het daglicht van de helwitte,
helswitte ruimtes, is gevolg
van onze dood: hoe de tijd ook,
die machine in de ingewanden
van ons denken, ons tegenwerkt.
Door m’n open Waalstraats raam,
die diafane vleugel, klinkt uit de

Uiterwaarden middeleeuws het
klokklokje van de stratenmakers,
een angelus vanouds. Op het
warre zand trekken zij de rechte
lijnen, leggen ze de weg rechttoe,
rechtaan naar waar? Naar een
verder, dat terug blijkt te zijn.
Want de weg wordt gedroomd en
gaat werkelijkheid worden, en uit
diezelfde werkelijkheid heeft zich
die stratenmakersdroom gevormd,
de bochtige van onvatbare beelden:
waarom zij de tegels voor onze
voeten, voor onze herinneringen
gaan leggen als een schaakbord.
Ik hoor hun angelus, ik hoor hoe
het roept van straks naar toen: het
morgen is nu al aanwezig, oorzaak

van hun werken er naar toe.
We beginnen met misschien.
We eindigen met bergen hoop.

Karel N.L. Grazell
eerste stadsdeeldichter van ZuiderAmstel
en 3e van Amsterdam


Boerenwetering achter de RAI

Aangestrand aan de oever van de zomer
(ik drink het zonlicht met een rietje) zit
ik en kijk naar het middeleeuwse water.
Er vlagen breugheliaanse schaduwen
over van veners die de wetering bijna
duizend jaren eerder kerfden in het veen.
Goudenregen stroomt uit het park als ‘n
waterval. Maar ik hoor in een verte op
de dijk de auto’s uitgelaten draven met
hun vuile adem: witte, rode, zwarte en
vale paarden die draven met hun leven
als een oordeel. Ik sluit m’n ogen en m’n
oren. Hoor niet, zie niet, word helemaal
van mezelf. Geen zomer en geen water,
geen middeleeuwen en geen paarden of
goudenregen. Ik leef even zonder de tijd,
die voorbij mezelf door mensen
domweg is gemaakt.

Karel N.L. Grazell
eerste stadsdeeldichter van ZuiderAmstel
en 3e van Amsterdam


Atelierroute
 
Hoe is kunst te kijk aan de oevers van de
rivierenstraten?
Het begint in de remise en rijdt je dan als een tram
statig door wijk na wijk.
In de Vrijheid liggen lanen van verf op het linnen
en op het doek staan ook zonnen, die ogen van
kleur spatten.
Aan de Vecht zijn stukjes tijd vol tinten ingelijst.
De Kromme Mijdrecht toont een opgetogen golf
van blauw bedolven onder gele lucht (hoe
Zweeds).
Aan de Zomerdijk wordt een zeeslag tot een
aquarel.
Gedichten van Achterberg hangen in tekeningen
bij de Waal, waar de dichter met een koebel
ingetogen graast in de taal.
Aan de Geul staan mensen in een Genesis van brons
tussen rozen en paarden hinniken met een mond van klei.
In de Uiterwaarden, tussen inktzwart met witte
koeien, staan vazen van aardewerk te bloeien.
Aan de Krammer bidt een portret van violet en roze.
Kijk, kunst te kijk aan de
rivierenstraten!

Maar waarom
(daarom? nee)
doen er geen
dichters mee?

Karel N.L. Grazell
eerste stadsdeeldichter van ZuiderAmstel
en 3e van Amsterdam


Rijnstraat 29.4.06
(de allochtone koninginnen van de vrijmarkt)

Ik zie de Beatrix gevierd met alle afdank die
men te vinden wist in kelders en op vlieringen.
Tussen veel uitgeleefd textiel hangt een bloes,
waarop bleke vogels spelen alsof het al mei is,
maar nee, helaas, eerst nog het weekend uit..
Verwelkte boeken liggen zich om hun eigen
inhoud te vervelen. Onvolgroeide violen in
kinderhanden raken een menuet van Mozart,
die witgrijzig gepoederd ligt te wachten op een
bod. Een speelgoedeendje met AOW kwaakt
zwak om nabestaan. Allemaal afdank, die hier
roept om een tweede leven. En daar lopen ze,
de vrouwen in voetenloze kleding: leidend hun
leven, en levende hun tijd. Ja, en daar lopen ze,
met hun mannen die ‘n vreemde taal onder hun
snorren dragen. En ontelbaar veel voetstappen
van hun geboortedorp vandaan, kijken ze alle
afdank door naar koopjes. Ze lopen en speuren,
zo onaantastbaar als koninginnen – en ziet, de
Rijnstraat is geworden tot ‘n oosterse, ver van
Oranje liggende bazar.

Karel N.L. Grazell
eerste stadsdeeldichter van ZuiderAmstel
en 3e van Amsterdam

 

naar index Karel N.L. Grazell

omhoog

Terug naar de vorige pagina <<