Gedicht "Val van een Kastanje" door Jeanne Wesselius . . . .

<< terug

 

1988 - Aan de achterkant van ons huis keken we uit op het plein van een school in de IJsselstraat, waar een geweldige kastanjeboom groeide. Ieder jaar was ik weer verbaasd hoeveel kaarsen er oplichtten in het voorjaar.
Tot de dag dat ik gewekt werd door een vreemd geluid:

Jeanne Wesselius

 
 

VAL VAN EEN KASTANJE

Messcherp dient de dag zich aan.
Een kettingzaag zingt tergend vals
en jaagt zijn blikkerende tanden
door de kastanjetakken, die
alvorens neer te storten op de aarde
nog eenmaal naar de hemel reiken.

De romp ontdaan van ledematen is een
gemakkelijke prooi. Schaamteloos zagen
de onverlaten, homp na homp valt op de
grond, als botergele manen in haar eigen
armen. Doordringend knaagt het roofdier
aan de resten, boort dwingend in de wortels.

Wie reageert op deze laffe daad buiten
de geschrokken duiven, de woedende eksters?
Opvallend stil blijft het achter de vensters.
Voor het front sta ik alleen en zonder stem.
De wind neemt van je laatste krachten
om los te barsten in een woordloos requiem.

Jeanne Wesselius

 

<< terug