Oorlogsherinneringen van Henk Stoffer . . . .

Vanwege de vele raakvlakken tussen de persoonlijke geschiedenis van de heer Stoffer en die van Amsterdam én de Rivierenbuurt vinden wij dat zijn oorlogsherinneringen zonder meer op deze website thuishoren. Ze vormen een meeslepend en tegelijk luchtig geschreven verhaal waarin beurtelings zijn jeugd, ouders, grootouders, angst en gebrek de revue passeren. We danken de heer Stoffer dan ook recht hartelijk voor dit waardevolle tijdsdocument.

Jos Wiersema & Paul Gellings (red. ZW) 

Terug naar de vorige pagina <<

 
Oorlogsherinneringen van dhr. Henk Stoffer

Het is 5 mei 2005, voor de 60e keer wordt in Nederland de bevrijding gevierd.
Aangezien ik nu 76 jaar ben is het ook voor mij voor de 60e keer feest. Maar voor ik met de herinnering hieraan begin, laat ik beginnen iets over mijzelf en mijn achtergrond te vertellen:

Ik ben geboren in Amsterdam in het hartje van de Jordaan, Lindenstraat in de strenge winter van 1929. Mijn moeder vertelde mij, dat toen ik geboren was, mijn vader aan het schaatsenrijden was op de Haarlemmertrekvaart. Mijn vader was in 1918 op 19-jarige leeftijd uit Duitsland gekomen om zijn dienstplicht te vervullen. Mijn grootouders woonden sinds ongeveer 1890 in Duitsland, omdat mijn grootvader, die uit Meppel kwam, geen werk kon vinden in Nederland. Mijn vader is na zijn diensttijd in Amsterdam gebleven en vond werk als bankbediende, bij de ACM, Amsterdamse Credietbank op de Herengracht vlak bij de Leidsestraat. Hij ontmoette mijn moeder in het Vondelpark en ze zijn getrouwd in 1926 in de Zuiderkerk. We woonden eerst in de van Rappardstraat in de Staatsliedenbuurt. Toen ik 3 jaar oud was, verhuisden we naar de Focke Simonszstraat, waar we drie jaar gewoond hebben. Mijn moeder had een betrekking bij de verband-stoffenfabriek Utermohlen als cheffin. Ik ging naar de Chr.kleuterschool in de Nieuwe Looiersstraat, daarna ging ik naar de eerste klas van de Frans Halsschool, maar daar bleef ik niet lang omdat we weer verhuisden, nu naar Zuid, eerst 2 jaar in de Mauvestraat en na een paar jaar om de hoek naar de Lutmastraat. Ik ging toen naar de Lutmaschool in de Karel du Jardinstraat waar ik tot 1941 bleef.

Mijn ouders waren niet politiek actief, mijn vader was lid van de bond Mercurius dus ik denk wel dat hij bij verkiezingen op de SDAP stemde.

Sauerland

Omdat mijn grootouders, ooms en tantes in het (Duitse) Sauerland woonden, gingen we bijna elk jaar daarheen. In dat landelijke gebied merkten we weinig van de opkomst van het nationaal socialisme. Mijn vaders jongere broer was communist, maar buiten de familiekring merkte je daar weinig van. Ook hij had in Nederland gediend, bij de vliegdienst van de Kon. Marine. In 1939 toen er mobilisatie was, kwam hij op een dag bij ons langs omdat hij was opgeroepen maar de volgende dag kwam hij weer gedag zeggen, “De Krieg ist wieder vorbei”. Dat jaar heb ik mijn grootouders voor het laatst in vredestijd gezien. Wat me altijd is bijgebleven, is een avondwandeling met mijn grootvader langs de rivier de Lenne waar we een boer tegenkwamen die bij zijn paarden stond te huilen, omdat ze door de Wehrmacht gevorderd waren en hij ze de volgende dag moest wegbrengen. Op een jongetje van 10 jaar maakt zoiets wel indruk.

Ik heb mijn grootouders in 1946 pas teruggezien. Ze hebben de oorlog overleefd, al was Opa’s huis bij een bombardement flink beschadigd. Via brieven die voor de helft door de censuur onleesbaar waren gemaakt hebben we wel de bijna de hele oorlogstijd contact kunnen houden.

In 1939 kreeg mijn vader van de bankdirectie te horen dat in verband met de komende oorlog de eigenaren, de gebroeders Kahn, de zaak gingen liquideren en naar de VS vertrokken. Het personeel kwam op straat te staan met een paar maanden salaris. Mijn vader en nog een paar collega’s konden nog een paar maanden blijven voor de afwikkeling.

Musiceren

Mijn vader was erg muzikaal, hij speelde verdienstelijk viool. In zijn jeugd heeft hij in de tijd van de stomme film wel in bioscopen gespeeld en waarschijnlijk heeft hij zo de heer Kapper leren kennen (die het orkest van cinema Royal dirigeerde) en die geregeld langskwam om mijn moeder pianoles te geven. Elke week kwam er een groepje mensen bij elkaar om samen te musiceren. Ik herinner me meneer Beukert die piano speelde, de heer Hampe die een muziekhandel op het Spui had en fluit speelde, meneer Sprenkels die net als mijn vader viool speelde en een cellist diens naam ik kwijt ben, samen speelden ze licht klassieke- en operettemuziek. En ze hebben een keer met de Hoofdstadoperette in Bellevue gespeeld.

Buurtboekhandel

Meneer Beukert, een collega van mijn vader en oud-dienstkameraad gaf mijn vader de tip dat er een (zij het verlopen) buurtboekhandel te koop was op het Staringplein in Oud West. Mijn ouders zijn gaan kijken en praten, en met behulp van hun spaarcenten en een lening van mijn grootvader hebben ze die zaak overgenomen. Het was een kleine winkel met een uitleenbibliotheek. Omdat mijn vader niet over de benodigde papieren beschikte moest hij weer gaan leren: middenstandsdiploma, vakdiploma boekhandelaar/uitgeverij en vakdiploma kantoorboekhandel. Hij heeft het allemaal kunnen doen. Om bij de zaak te kunnen wonen hadden we van woning geruild met de oude eigenaars, dus nu woonden we boven de zaak in een kleinere, somberder woning.
Tot 1941 bleef ik de lagere school (in Oud-Zuid) afmaken en ging met de tram en later op de fiets heen en weer. Overblijven kon ik bij vriendjes uit de klas. Omdat het programma van mijn school (die na het uitbreken van de oorlog tijdelijk gehuisvest was in het gebouw van de Alberdinghk Tymschool) niet helemaal afgemaakt kon worden, kreeg ik met nog 4 leerlingen uit de 6e klas bijles van het hoofd der school, de heer Nawijn die ons klaarstoomde voor het toelatingsexamen van de HBS. Ik deed examen voor de HBS in de Zocherstraat en werd toegelaten, de anderen gingen naar de MULO.

10 mei 1940

Op 10 mei 1940 werd Nederland opgeschrikt door de inval van de Duitsers. Het was prachtig weer, herinner ik me, en we stonden op straat te kijken naar de overvliegende Duitse bommenwerpers die Schiphol bombardeerden. Mijn vader en ik kregen het druk want de ramen moesten verduisterd worden en wij verkochten verduisteringspapier. Dat haalden we in het magazijn van de papierfabriek Van Gelder Zonen, in de Gillis van Ledenbergsrtraat bij de Kostverlorenkade bij het Frederik Hendrikplantsoen, een zwaar karwei, want de rollen waren 1 meter breed en wogen zo’n 30 kg. Dus heen fietsen maar terug lopen met zo’n zware rol. In de winkel stond mijn moeder het papier af te meten en te verkopen, ook grote rollen papierplakband (plastic bestond nog niet laat, staan zelfklevend) en punaises.Tijdens zo’n trip naar het papiermagazijn ging het luchtalarm en voordat we de schuilkelder ingingen zagen we een Duitse bommenwerper die 4 bommen liet vallen. Later hoorden we dat die op de Blauwburgwal waren gevallen en er een aantal mensen (ik dacht 20) gedood waren.

Op de avond van de 14e mei liepen we in de Jan Pieter Heyestraat (een winkelstraat bij de Kinkerstraat) en daar stopten een aantal legerwagens met Nederlandse soldaten die helemaal overstuur vertelden van het bombardement van Rotterdam. 15 mei hoorden we van de capitulatie en dat de regering, Koningin Wilhelmina met kinderen en gevolg, naar Engeland waren uitgeweken. Een dag of twee later stond er een colonne van de Waffen SS in de 1e Helmersstraat, waar ons Staringplein op uit kwam. Ik denk dat ze ergens in de buurt ingekwartierd werden, waarschijnlijk in het Wilhelminagasthuis dat in de buurt was. De mensen die er woonden keken uiteraard en meester Jonker die het hoofd van de Helmersschool was ook. Een Duitse officier vond dat hij zo’n prachtige hond had waarop meneer Jonker zei: pas maar op die hond is vijandig het is een Ierse setter. Ik denk dat de Duitse instructies waren om niet te vijandig te zijn, later in de bezettingstijd zou je zoiets niet ongestraft kunnen zeggen.

In de winkel kwam ook eens een Duitse SS-officier en raakte in gesprek met mijn vader die uiteraard goed duits sprak. Hij was er van overtuigd dat ze heel snel naar Engeland zouden kunnen oversteken en gauw weer thuis zouden zijn; erg naief.

Rantsoen

In het begin van de bezetting merkten we er niet zoveel van, ja steeds meer artikelen werden gerantsoeneerd, boter, suiker, vlees, wat later kwamen ook melk, brood, eieren en aardappelen op de bon. De Nederlandse regering had grote voorraden laten opslaan gedachtig aan de eerste wereldoorlog toen we, hoewel neutraal, door de blokkades toch tekorten hadden. De Duitsers hebben die voorraden zeer snel in beslag genomen en weggesleept. Naar gelang de bezetting duurde werden de rantsoenen kleiner tot we in de hongerwinter bijna niets meer konden krijgen, maar daarover is al genoeg bekend.

Lage omzet

De winkel was echt oud en verlopen, weinig voorraad, het was een stil pleintje waar een hofje voor Lutherse, oude dames was die weinig te besteden hadden. De omzet was laag ik heb nog een kasboek uit die tij,d waar dagontvangsten van 3 gulden 75 geen uitzondering waren. Tijdens de oorlog werden er weinig verkoopbare boeken uitgegeven, als je tenminste geen nazi propaganda wilde verkopen.

Het enige dat wel liep en waar we de hele bezettingstijd hoofdzakelijk op draaiden, was de leesbibliotheek we hadden zo'n 7000 boeken, meest romans, detectives, wildwest en kinderboeken, die de mensen konden lenen voor 10 cent per week of 3 voor 25 cent. Na een paar maanden begon de censuur, van de politie kregen we lijsten van titels die verboden waren en moesten worden ingeleverd, meest Amerikaanse en Engelse (vertaalde) boeken.

Toen het mijn vader te stil was en het werk op de bank was beëindigd, kreeg hij een lumineus idee: door zijn werk als bankloper kende hij veel bankemployees bij andere banken. Hij kocht een grote, leren tas stopte daar een aantal boeken in, en met die boeken achter op de fiets ging hij die mensen langs en verkocht boeken op afbetaling, dit was een groot succes. Omdat er nog geen TV bestond, de radio gecensureerd was en de kranten ook alleen maar nieuws brachten dat door de bezetters was gecontroleerd, was lezen een van de weinige dingen die nog konden.

Een bestseller uit het begin van de oorlog was van Jan de Hartog: Hollands Glorie. Een titel die kennelijk door de censuur was geglipt en tot de verbeelding sprak, het ging over de zeesleepvaart en beschreef o.m. het ontstaan en de groei van de grote zeesleepreders zoals Smit.

Jopie Goslar

Op de lagere school zat ik naast een Joods jongetje Jopie Goslar, zijn ouders hadden een slagerij in de Van Woustraat. Hij zal wel als zoveel van de Amsterdamse joden zijn afgevoerd en nooit meer teruggekomen, net als onze bovenburen de familie Asser die een tapijtwinkel op de Overtoom hadden, Max (4 jaar) en zijn ouders en twee grootmoeders hebben we ook nooit meer teruggezien.

Al gauw werd er een avondklok ingesteld, tussen twaalf uur ‘s avonds en 6 uur ‘s ochtends mocht niemand zich zonder ‘Ausweis’ op straat bevinden. Mijn ouders gingen wel eens bridgen bij vrienden twee straten verder maar moesten altijd op tijd weer naar huis.

HBS

Mijn school, de 2e 3-jarige HBS in de Zocherstraat was op 10 minuten lopen van huis en de klassen keken uit op het Vondelpark. Als er luchtalarm was moesten we allemaal de gang op en langs de muren staan. We hadden 2 leraren die ‘fout’ waren NSB-ers of duitsgezind: de leraar Nederlands, Van Apeldoorn en onze tekenleraar Van Schaik. Nu wil het lot dat naast de Nederlandse leraar het lokaal was waar onze leraar geschiedenis Feenstra les gaf en die was fel antiduits. Sommige leraren hadden een bijnaam, de Bolle was de leraar Nederlands, natuur-en en scheikunde werd gegeven door Dr van de Heide bijgenaamd de Geit, verder hadden we nog Pinda (Dr Riemens) die aardrijkskunde en geschiedenis gaf en wat Indisch bloed in zijn aderen had, de arme man heeft het helaas niet lang op onze school volgehouden, van orde bewaren had hij geen (pinda)kaas gegeten... De andere Nederlandse leraar die in onze klas geen les gaf, alleen als de Bolle ziek was de heer Hofstee heette in de wandeling de Bunzing, de gymleraar was Vlekkie vanwege een witte plek in zijn haardos.

Han en Ton

We hadden twee broertjes in de klas Han en Ton de Lange die uit een NSB-gezin kwamen en op NSB- feestdagen in Jeugdstormuniform op school kwamen. De Jeugdstorm was het Nederlandse equivalent van de Hitlerjugend. In de schoolpauzes liepen ze dan over het schoolplein met de hele school er demonstratief achteraan, zo’n 400 leerlingen.
Het was een gezellige school, iedereen kende elkaar bijna, er waren leerlingen die bijna bij de inventaris hoorden zoals Joop Kokelaar (en zijn vriendin Gerda Lever die het denk ik zes jaar op een 3-jarige school wist vol te houden, met medewerking van de directie omdat hij anders vanwege zijn leeftijd (19 jaar) kans liep naar Duitsland gestuurd te worden voor de Arbeitseinsatz. De concierge, de heer Kanters was een duizendpoot: als een van de leraren ziek of te laat was, zag hij altijd kans de klas rustig te houden, hij wist veel over de geschiedenis van Amsterdam en kon daar heel boeiend over vertellen.

In de winter 1944-45 (de hongerwinter) was er geen brandstof voor de verwarming en moesten we 1 keer in de week naar school om huiswerktaken te halen en in te leveren. Toen heb ik wel Franse boeken leren vertalen, ook Engelse en Duitse.

Na de bevrijding kwam de hele school bij elkaar in de gymzaal waar de directeur een speech hield en we gezamelijk het Wilhelmus zongen waarbij op voorstel van een lerares het zinnetje Ben ick van Duytsen bloet werd veranderd in Ben ick van Dietsen Bloet.

Omdat we een halfjaar niet normaal les hadden gehad, was er besloten de eindexamens te schrappen en de diploma's uit te reiken op grond van de laatste rapportcijfers.

De Nederlandse en de tekenleraar hebben we niet meer teruggezien. Wel ging het gerucht dat de Bolle was gesignaleerd tussen een groep NSB'ers die bezig waren het Weterings-plantsoen schoon te maken. In het Weteringsplantsoen was een maand eerder een groep verzetslieden gefusilleerd.

Bommen

Oorlogshandelingen zelf hebben we in Amsterdam niet meegemaakt. Wel zagen we geregeld overdag de Amerikaanse bommenwerpers bij tientallen overvliegen in carré's van 16 machines op weg naar hun doelen in Duitsland, en 's nachts hoorden we de Engelsen overvliegen en zagen we de zoeklichten en hoorden het Duitse luchtdoelgeschut (Flak). Een enkele keer werd er een gebouw in Amsterdam gebombardeerd zoals een barak op het terrein van het Wilhelminagasthuis waar een feestje van Duitse officieren gaande was. Een Amerikaanse bommenwerper die werd neergeschoten kwam terecht op het Carltonhotel aan de Vijzelstraat. Een nacht vielen er bommen in het Vondelpark waardoor een gasbuis werd vernield en wij een paar dagen geen gas hadden om op te koken. In de zomer van 1940 zagen we een luchtgevecht boven Amsterdam-West waarbij een Amerikaans toestel werd neergeschoten, de piloot probeerde met zijn parachute te landen, maar de Duitse Messerschmidt bleef op hem schieten, zodat ik denk dat hij het niet overleefd heeft.

Te water

Natuurlijk moest de stad 's nachts verduisterd zijn, en het was dan ook stikdonker op straat. Dit heeft mijn opa bijna zijn leven gekost. Hij werkte bij de expeditie van het Algemeen Handelsblad en moest 's ochtends voor dag en dauw beginnen. Hij had een Ausweis om over straat te mogen tijdens de speruren. In de winter van 1941-42 liep hij tijdens een sneeuwbui naar zijn werk, trams reden er zo vroeg nog niet. Door de duisternis en de sneeuw verblind heeft hij de brug die hij over moest niet gevonden en is in het water van de Kostverlorenkade terechtgekomen. Hij kon niet zwemmen maar gelukkig heeft een beurtschipper die het hoorde hem uit het water kunnen halen en hem naar huis gebracht. Opa heeft toen wel een fikse longontsteking en pleuritis opgelopen waardoor hij maanden ziek is geweest. Antibiotica bestonden toen nog niet.

N.J.N.

Tijdens de oorlog waren jeugdorganisaties zoals padvinderij, AJC etc, verboden. De Duitsers stonden niet toe dat men zich hoe dan ook organiseerde. Maar natuurstudie was zo onschuldig dat de NJN Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie was geoorloofd. Ik werd dus lid hiervan en velen met mij. Hoewel natuurstudie niets met politiek te maken had waren er toch veel mensen lid onder het mom van natuurstudie, maar ook veel socialisten en communisten waren er bij.
De voorzitter bijv was Wim Klinkenberg later een van de communistische voormannen. Ik heb hier veel interessante mensen leren kennen zoals Dick Hillenius de dichter bioloog later aan Artis verbonden.
Een aantal studenten o.a. Henk Maas Geesteranus en Bram Cnoop Koopmans (later rechter)organiseerde debatmiddagen waar over allerlei onderwerpen werd gepraat en gefilosofeerd. Ook werd er veel gesproken wat er na de oorlog moest gaan gebeuren, er zou een soort ministerie voor jeugdzaken moeten komen. Zij hadden hierover ook intens contact met een organisatie in de Zaanstreek, ik dacht de Libertijn. Ik was toen 13-14 jaar en Bram en Henk waren toen ik denk zo rond de 18 jaar, student en ondergedoken.

Vervolgingen

Tot 1943-44 was het leven nog vrij normaal voor ons. Ja, in 1942 begonnen de jodenvervolgingen en razzia's min of meer ingeluid met de februaristaking die als protest tegen het uitsluiten van de joden begon onder de havenarbeiders en meteen overgenomen werd door alle overheidsdiensten. Er reed geen tram meer en de straten leken uitgestorven.

Ik kon op het dak van ons huis komen door een luik op zolder en kon zo het rond hele huizenblok lopen, 15 m. boven het straatniveau. Ons huis had 3 bovenverdiepingen en een zolderverdieping. En zo kon ik van bovenaf de Overtoom bekijken. Er reden een paar mensen op de fiets voorbij, auto's waren allemaal door de Duitsers gevorderd.

Over de trambaan reed een Duitse vrachtauto vol soldaten met geweren. Opeens, toen die auto afremde of optrok, dat heb ik niet gezien, was er een hevig geknal, de soldaten waren om een af andere reden van hun zitplaats gevallen en omdat ze hun geweren niet gezekerd hadden, zijn die afgegaan. Grote paniek, maar ik heb geen slachtoffers gezien.

Explosies

Zoals ik al eerder vermeldde, kwamen er geregeld geallieerde vliegtuigen over, en in het begin werd er dan steeds luchtalarm gegeven zodat er geen mensen op straat waren, maar aangezien er meestal niets gebeurde werd dit later niet meer gedaan. Alleen in 1944, als ik me goed herinner na Dolle Dinsdag, was er op een middag heel lang luchtalarm; ik was op school en iedereen moest de gang op. We hoorden heel lang explosies en later bleek dat de Duitsers die middag de haveninstallaties hadden opgeblazen. Dit was toen de luchtlandingen bij Arnhem begonnen. Om de Duitse transporten te bemoeilijken werd vanuit Londen een spoorwegstaking afgekondigd. Als reactie hierop verboden de Duitsers alle voedseltransporten ten Westen van de Ijssellinie, en dat trof dus heel Holland en Utrecht.Het land ten Zuiden van de grote rivieren was al bevrijd.

Het spoorwegpersoneel was vogelvrij. Mijn oom Willem Teepe, een broer van mijn opa, was hoofdseinhuiswachter op het Centraal Station en hij werd door de Gestapo gearresteerd en heeft de rest van de oorlog in het concentratiekamp Amersfoort gezeten.

Schaarste

Vooral in de randstad werd het steeds moeilijker om nog aan brandstof en voedsel te komen. Electriciteit was er niet meer, en ook de gasvoorziening werd gestaakt. De enige overheidsvoorziening die altijd is blijven werken was de waterleiding. Kolen als brandstof was niet meer te krijgen. Je kon alleen maar koken als je een noodkacheltje had. Onze overbuurman Hegger de fietsenmaker maakte die in zijn werkplaats uit stukken kachelpijp met een roostertje er in, dat kon je dan op je kachel zetten zodat de rook door de schoorsteen verdween en daar kon je dan stukjes hout in verbranden en er een pannetje op zetten om iets te koken. Om aan hout te komen werd er ingebroken bij woningen die leegstonden, omdat hun joodse bewoners waren weggevoerd en de inboedels naar Duitsland gebracht om onder de gebombardeerde inwoners te verdeeld te worden. Er zijn in de hongerwinter heel wat huizen ingestort, omdat het hout eruit was gesloopt. Ook bomen in de parken moesten het ontgelden.

Hongertochten

Naast ons zat een groentenman, Wirsing, die kon nog wel eens aan wat groente, wortelen, knollen komen. Sinaasappels, citroenen en bananen hebben we de hele oorlog niet meer gezien. Aardappelen konden we soms kopen in de Haarlemmermeerpolder bij Sloten. Dat was een hele expeditie, eerst 's avonds op de fiets naar een boer bij de stadsgrens, na spertijd mochten wij daar in de stal overnachten om de volgende ochtend bij zonsopgang verder de polder in te fietsen en bij boeren om wat aardappelen te bedelen of wat ze nog meer verbouwden. Helemaal zonder risico was dat niet, want geallieerde jachtvliegtuigen patrouilleerden geregeld langs de wegen en schoten op alle verkeer dat ze zagen.

Naarmate de winter vorderde, werd het moeilijker in de omgeving van de stad nog iets eetbaars te krijgen en dus besloot mijn vader het verder te zoeken, hij nam zijn fiets en vertrok richting Wieringermeerpolder. Dat was een hele onderneming, behalve dat de wegen geregeld beschoten werden vanuit de lucht, werden de honderden voedselzoekers ook nog geplaagd door controles door Jan Hagel zoals de 'Hollandse' Landwacht in de volksmond heette, die willekeurig het meegebrachte eten afnam, of door Duitse razzia's om nog weerbare mannen te arresteren en naar Duitsland weg te voeren.

We gingen dus door de binnenstad naar de pont over het IJ, dan door Amsterdam-Noord, door het Waterland, via Purmerend door de polders (Purmer en Beemster), die gedeeltelijk onder water stonden om luchtlandingen te voorkomen. De boeren moesten over dijkjes van zandzakken en kisten van de weg naar hun boerderijen lopen. Dan door West-Friesland, Hoorn en Medemblik naar de Wieingermeerpolder. In de hoop een boer te vinden die nog wat eten wilde ruilen tegen wat iedereen mee had genomen aan zilver, sierraden, linnen, antiek etc. Mijn vader had boeken bij zich en dat bleek een goede keus want tafelzilver en linnen hadden ze al genoeg. Tijd om te lezen hadden ze genoeg want het vee stond op stal en het land stond blank. Onderweg in Medemblik of Hoorn hadden we al een keer bij een boer mogen slapen in de schuur en bij de boer waar we nu waren (ik ben 1 keer met mijn vader meegeweest van de 4 keer totaal dat hij is gegaan) mochten we in de stal in het stro slapen. Ik wist niet dat koeien 's-nachts zo'n herrie maakten: zuchten, hoesten, loeien en met de drinkbakken rammelen - veel heb ik niet geslapen die nacht.

We hadden een rijke oogst deze reis: flessen slaolie, tarwe, boter en wat aardappelen. Vier fietstassen vol. Toen weer dezelfde weg terug.

De dans ontsprongen

O, ik vergeet nog te vertellen dat we op de heenreis bij Broek in Waterland in een Duitse val zijn gelopen. Bij een groot boerenerf moest iedereen afstappen en werden de persoonsbewijzen gecontroleerd, alle mannen die geboren waren tussen 1900 en 1928 werden in een schuur gezet en later afgevoerd. Mijn vader was geboren in oktober 1899 en ik op 9 Januari 1929 dus wij ontsprongen de dans gelukkig. Een man probeerde door het veld te ontsnappen, er werd op hem geschoten maar ik heb niet gezien of hij geraakt was.

Toen we weer terug waren, gelukkig zonder verdere moeilijkheden, was mijn moeder blij ons weer te zien. Op de Haarlemmerweg bij de begraafplaats Vredehof staat (nog steeds) een korenmolen en daar konden wij onze tarwe laten malen, nadat eerdere pogingen om het zelf te malen in een koffiemolen mislukt waren.

Tegenover ons was een bakker die tegen vergoeding natuurlijk bereid was om van het meel brood te bakken. Heerlijk was dat. Een gedeelte van het voedsel hebben weer geruild tegen wat steenkool en kaarsen zodat we ook wat warmte en licht hadden.
Ik had toendertijd een klasgenoot-vriendje Luc van Veen, die ook lid van de NJN was en bij me in de klas zat, zijn moeder was weduwe en ze hadden het erg arm, ik heb vaak mijn brood met hem gedeeld. Met een klant, die bij de Maggifabrieken werkte, ruilde mijn vader olie tegen zout dat ook al allang niet meer te koop was.

Fietsen

Nog even iets over de fietsen. In 1942 zijn de Duitser begonnen met alles wat van metaal was te vorderen. Koper en brons moesten worden ingeleverd voor de oorlogsindustrie, daar gaf natuurlijk niemand gehoor aan. Mijn vader mocht zijn fiets houden omdat hij die voor zijn werk nodig had. Banden (rubber is een tropisch produkt en synthetische rubber stond nog in de kinderschoenen) waren heel moeilijk te krijgen. Er reden mensen op fietsen zonder banden dus op de velgen, slijt snel en kan niet remmen. Anderen hadden een soort houten banden. Wij hadden twee buitenbanden over elkaar, lastig als je een lekke band kreeg.

Radio Oranje

Het was streng verboden een radio te bezitten zodat we niet naar uitzendingen uit Engeland konden luisteren, We hebben onze radio nog lang in huis gehad maar uiteindelijk vond mijn vader het toch te riskant. Voor berichtgeving waren we dus afhankelijk van radiodistributie, Nederlands/Duitse omroep, kranten die streng gecensureerd waren en de illegale pers, er waren verzetsgroepen die krantjes stencilden een paar ervan waren Radio Oranje, Trouw, Het Parool, de Waarheid en nog vele anderen. Deze blaadjes gingen van hand tot hand en op school werden er veel uitgewisseld. Ook de geruchten werden gretig verspreid met als gevolg dat op Dolle Dinsdag NSB-ers en Duitsers in paniek oostwaarts trokken met al hun bezittingen.Helaas was het loos alarm, maar toen werd het pas echt slecht in de stad: trams reden niet meer, voor bussen was allang geen brandstof meer, en aan eten kregen we iets van 400 calorien per dag. Een half brood p.p. per week, een kg aardappelen - zuivelproducten als melk, boter, kaas en eieren waren er allang niet meer in de winkels, net zo min als vlees.

Voedseldroppings

Veel mensen die geen mogelijkheid hadden om om wat extra te krijgen, waren dus alleen op deze rantsoenen aangewezen, de halve liter watersoep die de gaarkeuken verstrekte had ook zo goed als geen voedingswaarde, het was alleen wat warmte.In april begonnen de geallieerden voedsel te droppen vanuit engelse bommenwerpers. Dit waren blikken met biscuit, melkpoeder en eipoeder. Dit werd zo goed mogelijk onder de bevolking verdeeld, de gaarkeukens maakten een soort pap van de biscuits, en dat smaakte als gebak.

Iedereen voelde aan dat de oorlog nu snel ten einde liep, ondanks het feit dat de geallieerden de slag om Arnhem verloren hadden, maar de Amerikanen wonnen snel terrein, in Duitsland sinds ze de Rijn bij Remagen overgestoken hadden. Ook de Russen wonnen terrein in het Oosten. Ondanks de zware tegenstand die de Duitsers daar boden hadden ze in april Berlijn in handen. Na de zelfmoord van Hitler en Eva Braun volgde de capitulatie op 7 mei.

Ondergrondse

Ondertussen werden we in Amsterdam 's avonds vaak opgeschrikt door explosies. Op de hoeken van de invalsstraten van Amsterdam hadden de Duitser bunkertjes gebouwd om bij een eventuele aanval weerstand te kunnen bieden en die werden door de ondergrondse regelmatig weer opgeblazen. Als represaille werden verzetsmensen door de Duitsers doodgeschoten, zoals in april op de Weteringschans. Ook werd de avondklok vervroegd naar 8 uur.

Capitulatie

Op 4 mei waren mijn vader en ik samen aan het musiceren, hij viool en ik piano, toen we lawaai op straat hoorden. We keken naar buiten en zagen veel mensen op straat met elkaar praten ondanks de avondklok. Ik ging kijken wat er was en hoorde toen dat de Duitsers capituleerden en dat de oorlog was afgelopen. Iedereen was natuurlijk blij, ondanks de honger.

De bevrijding was nabij en iedereen bereidde zich daarop voor. Wij hadden een stencilmachine en daarop werd het blaadje van de NJN gestencild. We hadden al een bevrijdingsnummer gemaakt. Voorop de Nederlandse vlag.

Schietpartij

Op 5 mei bracht ik de blaadjes op de fiets naar de J.J. Viottastraat waar de eerder genoemde Bram Cnoop Koopmans woonde, toen ik op de Amstelveenseweg langs het Vondelpark reed, hoorde ik achter mij schieten, ik dacht dat het vuurwerk was maar later hoorde ik dat het een vuurgevecht was tussen de Binnenlandse Strijdkrachten en een aantal SSers die zich niet wilden overgeven. Geallieerde troepen waren nog niet in de stad, de orde werd zo goed als het ging gehandhaafd door de BS.

Vlaggen

De volgende dag wist ik niet wat ik zag, zoveel vlaggen! De weken daarna ging ik met mijn vrienden elke avond de stad in, overal was feest, op het Leidseplein, Rembrandtplein, Dam, de studenten feestten op de gracht bij de universiteit waar ik voor het eerst Godfried Bomans zag en hoorde, we dansten de Hokey Pokey, er werd geswingd bij het Dutch Swing College het was een gezellige chaotische tijd, tenminste zo heb ik het ervaren.

Het is nu 7 mei, de officiële capitulatiedatum.

Terwijl ik deze laatste regels neerschrijf, hoor ik op de radio dat de Amerikaanse president George Bush weer is vertrokken na een bliksembezoek aan het Amerikaanse oorlogskerkhof Margraten in Limburg.

Henk Stoffer, mei 2005

helistof@gmail.com

Terug naar de vorige pagina <<