de roman De vulkaan en het meisje . . . .

Terug naar de vorige pagina <<

 

   

 

COLLECTORS ITEM

Alleen voor de bezoekers van ZW een heel bijzonder collectors item!
Ondergetekende heeft voor een vriendenprijs nog een aantal antiquarische, maar zo goed als nieuwe én door de auteur gesigneerde exemplaren van De vulkaan en het meisje van Paul Gellings.
Een meeslepende roman die ons van het Caribische gebied naar de Amsterdamse Apollobuurt via de Enschedese vuurwerkramp naar een explosieve vulkaan voert.

  • Gesigneerd door de schrijver.

  • Eerste druk, gebonden.

  • € 12,50 (incl. verzendkosten binnen Nederland)

interesse? stuur een mailtje met uw adresgegevens naar info@geheugenvanplanzuid.nl

Jos Wiersema


INHOUD:

 

omhoog   DE VULKAAN EN HET MEISJE
nieuwe roman van Paul Gellings verschenen 14 april 2006

Ook in dit boek speelt Amsterdam weer een belangrijke rol.
Vrij snel al worden we meegevoerd naar het Plan Zuid van de jaren vijftig/zestig en leren zo de hoofdpersoon wat beter kennen.

Rafaël, een vijftigjarige, invalide pompbediende van Nederlandse afkomst leidt op een Caribisch vulkaaneiland een kabbelend bestaan. In Nederland kan hij zich vanwege een duister verleden maar beter niet meer vertonen. Door krantenberichten over een omvangrijke vuurwerkramp in zijn vroegere woonplaats, waar hij ooit samen met zijn broer in een afschuwelijk kosthuis verbleef, komt hij in een crisis.

Paul gellings en zijn vriend en gids Max
De auteur op reportage in het Caribische gebied, in gezelschap van zijn vriend en gids Max aan de voet van de nog werkende vulkaan La Souffrière.
(Foto Harry Pierik)

Zijn onlustgevoelens worden versterkt door de onverwachte zwangerschap van zijn vriendin, het veel jongere straatmeisje Rosita, op wie ook nog eens geloerd wordt door plaatselijke onderwereldfiguren.

Omslagfoto's gemaakt door Harry Pierik

Titel De vulkaan en het meisje / druk 1
Auteur Gellings, P.
Uitgever Geus, Uitgeverij De
Prijs (Euro) € 19.90
Leverbaar na 14 april 2006
Uitvoering Gebonden Boek
ISBN 9044507729

De Vulkaan en het meisje online bestellen? Klik hier >>

omhoog   DE PRESENTATIE

Foto's: Paul Gellings sr.

Op vrijdag 14 april 2006 werd in boekhandel Waanders te Zwolle Paul Gellings' derde roman De Vulkaan en het meisje gepresenteerd.
J
anny Beima van boekhandel Waarders heette iedereen welkom en gaf het woord aan Ad van den Kieboom, van uitgeverij De Geus.  
Tijdens de toespraak van Marjan Berk, nodigde deze Paul Gellings uit om iets te vertellen over zijn laatste roman. Vervolgens overhandigde Paul Gellings haar het eerste exemplaar.
Hierna volgde een voortreffelijk muzikaal intermezzo naar aanleiding van muziek uit het boek, door violiste Maaike Gerritsen en pianist Steven Faber.
Ter afsluiting van het officiële gedeelte las Paul Gellings een passage voor uit De vulkaan en het meisje en werden alle medewerkers aan het boek bedankt en in de bloemetjes gezet.

Terwijl Paul Gellings de tijd nam voor het signeren, werd in de wandelgangen druk geconverseerd onder het genot van een drankje.
Onder de belangstellenden bevond zich Kader Abdolah. Deze vluchtte als Iraanse schrijver in 1988 naar Nederland, vanwege de politieke omstandigheden in Iran.
 

een volle zaal bij boekhandel Waanders

Janny Beima van boekhandel Waanders

Ad van den Kieboom van uitgeverij de Geus

Erna Gellings en Marjan Berk

Marjan Berk interviewt Paul Gellings
007.jpg (12470 bytes)
Maaike Gerritsen en Steven Faber zorgden
voor een muzikaal intermezzo

Paul Gellings leest een passage voor

Erna Gellings met de bloemen

Uitgebreide signeersessie na afloop
   

Kader Abdolah in gesprek met
tuinfotograaf Harry Pierik

 

omhoog   VIDEO

Op donderdag 20 april, las Paul Gellings voor uit de roman De vulkaan en het meisje bij boekhandel Venstra te Amstelveen.

Paul Gellings leest een passage uit De vulkaan en het meisje
(voor het bekijken en beluisteren van dit videobestand is een Flash plugin vereist)

omhoog   REACTIES / RECENSIES

Martin Ros (Tros radio) vol lof over De vulkaan en het meisje.

Beluister de uitzending >>

BROKEN DREAMS
Door Dirk Leyman
Bron: De Morgen
 
Nadat Paul Gellings (1953) een reputatie verwierf als dichter van weemoedige maar vormvaste poëzie, stortte hij zich met behoorlijk wat succes op het proza. Met Witte Paarden (2001) en vooral Zuidelijke Wandelweg (2003) onderscheidde Gellings zich als een fijnzinnige stilist die met welgekozen zinnen een hele wereld kon oproepen. Zijn derde roman De vulkaan en het meisje luidt op het eerste gezicht een drastische koerswijziging in. Gellings zet alle zeilen bij om een krachtige, volgestouwde plot te ontwikkelen. Toch gaat het opnieuw om personages die onmogelijk in het reine kunnen komen met hun verleden. “Ik voel me wellicht aangetrokken tot een Boulevard of broken dreams”, verklaarde Gellings daarover in een interview, “gestrande figuren vind ik interessanter dan geslaagde intellectuelen.”
De vijftigjarige, ietwat in het leven mislukte Rafaël kun je inderdaad nogal ‘aangespoeld’ noemen. De trekkebenende Nederlander werkt als pompbediende op een Caraïbisch eiland, waar het leven gezapig voortkabbelt en hij een affaire onderhoudt met het aandoenlijke ex-hoertje Rosita. Op een goede dag blijkt zij zwanger van hem te zijn. Wanneer hij een Nederlandse krant onder ogen krijgt met een bericht over de vuurwerkramp in Enschede, krijgt hij zijn verleden vol in zijn gezicht gesmakt. Hij herbeleeft in een lange flashback zijn traumatische jeugdjaren in die stad: zijn ouders zijn omgekomen bij een dommig auto-ongeluk, waarna Rafaël de zorg voor zijn broertje Arthur krijgt toegeschoven. De broers worden gedumpt in marginale gezinnen, waar ze zijn overgeleverd aan de willekeur van booswichten. Tot de vranke Rafaël het recht in handen neemt en fysiek gehavend het hazenpad naar de Caraïben neemt. Maar ook daar spat de lava van het verleden door zijn bestaan: “Iedere avond, zodra hij zijn ogen sluit, vaart er een onzichtbaar schip de haven binnen, het ruim vol demonen die hem in zijn slaap bezoeken.”
De vulkaan en het meisje is de onrustige kroniek van “een verspild leven”. Gellings weet je snedig in zijn verhaal te houden, maar iets meer nuance en maat ware welkom geweest. Uiteindelijk maakt hij de cirkel rond: ontkomen aan de last van je verleden doe je niet straffeloos.

 

Bron: de ROSKAM (onafhankelijk weekblad voor Twente), 30 juni 2006

Nieuwe roman De vulkaan en het meisje
TERUG NAAR ROOMBEEK MET PAUL GELLINGS

Tekst: Enno de Witt

Opnieuw speelt in een roman van de Zwolse stadsdichter en oud-Enschedeër Paul Gellings het verleden zijn personages parten. Een heel bijzonder verleden bovendien, want berichten over de vuurwerkramp brengen herinneringen boven aan een jeugd in de Enschedese wijk Roombeek, waar de heffe des volks zich overgeeft aan alles wat God verboden heeft. Dat kon niet goed aflopen en dat doet het dus ook niet, in een zorgvuldig geconstrueerd boek waarin van alles gebeurt en vooral de duistere zijde van het mensdom wordt belicht.

Het begint nog wel zo zonnig. Letterlijk, want in de opening voert Gellings ons mee naar een niet nader benoemd vulkanisch Caribisch eiland, waar de vijftiger Rafaël werkt als armzalige pompbediende en bovendien een verhouding heeft met de veel jongere voormalige dame van lichte zeden Rosita. Het lijkt wel, alsof je naar een vrolijk schilderij kijkt van zonnige palmenstranden, maar uiteraard is er ook een donkere kant – net zoals op het eiland bittere armoede bestaat naast exhibitionistische zelfverrijking. Even denk je vervolgens aan een moraalfilosofisch verhaal, waarin zuiverheid strijdt met corruptie, tot het oog van onze oudere held valt op een oude Nederlandse krant, met daarin berichtgeving over de vuurwerkramp, die in Enschede.

Meteen vallen dan ook weer heel wat dingen op hun plaats, want twee jaar geleden publiceerde Gellings al een boekje met overpeinzingen naar aanleiding van diezelfde ramp, zodat we voorzichtig al over een oeuvrebreed motief kunnen gaan spreken. Met de kanttekening, dat in de roman fictie het sleutelwoord is, hoeveel we ook denken te mogen herkennen en hoezeer Gellings bovendien aan herkenbaars opdient, zeker voor wie Enschede enigszins kent.

Terugkeren in de tijd, op zoek naar de wortels van het eigen noodlot, is bij Gellings ook al een terugkerend gegeven. Voor Rafaël is het bericht over de stad waar hij zijn vormende jaren doorbracht aanleiding voor een lange en zacht gezegd nogal verrassende flashback, want ineens beleven we hoe hij samen met zijn broer Arthur en ouders jaren en jaren eerder in een auto te water raakt. Vader en moeder overleven het niet, de jongens komen onder de hoede van een bureaucratische instantie die ze aflevert bij een pleeggezin, dat welhaast een negatief is van het verlichte en welgestelde milieu waaruit het duo zelf afkomstig is - zozeer zelfs dat het trekken krijgt van een Gargantueske parodie, vooral waar Gellings de oertukkers waar de gebroeders tussen belanden beschrijft als een soort antediluvialen, die nog moeten beginnen aan zelfs maar een schijn van beschaving. Alles is mistroostig, vals en schadelijk. Zelfs het onroerend goed ontkomt niet aan de algehele misère, zeker in de regen: ‘Glanzend asfalt, natte walm uit de brouwerij, rook uit de andere fabrieken, nevel in de goten van de grauwe straten’.

De jongens worden in een stinkende voormalige varkensstal ondergebracht, terwijl hun stiefouders zo uit een tragisch sprookje lijken weggelopen, ruzie maken, vreemdgaan en diverse nare gewoontes koesteren. Vandaar ook dat ze plannen smeden voor een grandioze ontsnapping – die telkens weer worden gefnuikt doordat de hele wereld aan de verkeerde kant staat, een enkele glimmer hoop daargelaten. De jongens passen niet in deze genadeloze oersamenleving, worden overal buitengesloten, van school gestuurd en kloppen tevergeefs aan bij de bevoegde instanties, die zoals alles en iedereen tot in de fijnste haarvaten zijn gecorrumpeerd. De notaris die hen officieel onder zijn hoede heeft kan niet verantwoorden wat met de erfenis van hun ouders is gebeurd, de kinderbescherming wordt louter bemand door lomperikken, zelfs de politie ontkomt niet aan de totale pervertering, maar het toppunt van gewetenloze doortraptheid is de gemeenteambtenaar Metz, aan wie werkelijk ieder moreel gevoel vreemd is.

Het is allemaal zo erg, dat het vermoeden op dit punt vorm krijgt dat Gellings de avonturen van zijn gekwelde protagonisten alleen maar in felle Dickensiaanse kleuren schildert, zodat hij aan het einde tot aller opluchting de zwijnestal uit kan mesten, maar zo makkelijk komt de lezer er ditmaal niet af. Alleen in het woeste – en fictieve - volkscafé Vosseboer lijkt even verlossing te gloren, als de broers daar mogen musiceren, maar ook die uitweg smoort in een tijdelijke schijn van verlossing, waarna de miezerige ellende die wij mensen elkaar instinctmatig aandoen weer als vanouds voortgang vindt, in telkens heviger mate zelfs, want wie dacht dat het gedwongen werken in de hondentrimsalon van hun stiefouders een dieptepunt is, heeft buiten de pedofiele priester gerekend die voor geld zijn tegennatuurlijke wil met een door Metz georganiseerde twaalfjarige jongen komt doen – en uiteindelijk ook met Arthur, wat zelfs fatale gevolgen krijgt.             

Diezelfde Metz is uiteraard ook de drijvende kracht achter hun verdrijving uit Vosseboers kroeg, als het vleesgeworden kwaad of liever nog: de verpersoonlijkte amoraliteit, slechts voortgedreven door een uitputtend egoïsme – overigens zonder dat Gellings daar ook meteen een expliciet oordeel over uitspreekt.

Het uitstapje tussendoor naar de zonnige stranden tussendoor biedt al even weinig verlichting, op beide fronten werken we toe naar een apotheose die niet zou misstaan als slot van een Wagneriaanse tetralogie, inclusief moord, doodslag, brand en een explosie die een voorafschaduwing is van de klap in mei 2000.    

De sfeer in de roman is totaal anders dan de persoonlijk getinte aantekeningen van Een vlakte in de stad, waar Enschede een welhaast magische plek is voor Gellings, die degusterend de namen opsomt van de verschillende wijken, als waren zij even zovele magische wonderplaatsen. ‘Welk een sprookjesverteller heeft er in Enschede rondgewaard?’ vraagt hij zich af. Herinneringen aan zijn eigen jeugd – hij woonde in de stad van 1964 tot 1971 – baden in een warme nostalgische gloed, terwijl in de roman – in het eerdere boek al aangekondigd als werk in uitvoering - de nadruk veel meer ligt op de rauwheid en de scherpe kanten van het bestaan.

De literatuurliefhebbers hebben tenslotte ook nog een mooie kluif aan het boek, waarvoor Gellings zijn schrijfkundige gereedschapskist ten volle heeft benut. Alleen al de rol die water speelt is de moeite van een klein essay waard, het speelt op meerdere plaatsen de rol van overgangsmedium, zoals bij de antieken de Styx moest worden overgestoken om van de ene staat in de andere te geraken, zo ook wil  Rafaël verschillende wateren – onooglijk als in Enschede of breed als de oceaan in zijn latere leven – oversteken, wat wij dan weer mogen lezen als een symbolische of desnoods metaforische wijze van pogen tot hereniging met zijn verdronken ouders, meer algemeen een telkens weer mislukkende aanzet tot herstel van wat voorgoed gebroken is, want het verleden is ook in deze roman nu eenmaal voorgoed voorbij.

Zo zijn er meer uitdagingen voor de wat meer ontwikkelde lezer, zonder dat het ten koste gaat van het verhaal. Dat gaat van ogenschijnlijk weinig betekenende details als de manke voet die Rafaël als herinnering aan het fatale ongeluk heeft overgehouden tot de gehele structuur van het boek, waarin twee werelden zich op verschillende niveaus aan elkaar spiegelen. Andere literaire truken laten zich makkelijker doorzien, maar geven wel weer aanwijzingen voor een dieper liggende samenhang, zoals het affiche van een palmenstrand dat Rafaël in het café van Vosseboer ziet – dezelfde Vosseboer die in een nog net geloofwaardige manoeuvre bij de apotheose vele jaren later op het eiland opduikt. Leuk om eens allemaal uit te zoeken, maar dat wellicht een andere keer.

 

Bron: TUBANTIA, 20 mei 2006
 
Enschede is een van de plekken van Paul Gellings
 
'Een boek is een extra leven'
 
Paul Gellings was al een jaar van plan een roman te situeren in Enschede toen de vuurwerkramp plaatshad. 'Dat heeft het denken uiteraard geïntensiveerd.' Zijn roman De vulkaan en het meisje gaat over twee broers die worden ondergebracht bij een pleeggezin in de latere wijk Roombeek. 'Je hebt nooit één relatie met iemand, zeker niet met een broer.'
 
Door Theo Hakkert
 
'Wat ik met plekken heb? Plekken staan voor tijden, voor momenten. Plekken zijn geladen met betekenis en met herinnering. Een plek is iets wat een tijd of een herinnering of een sfeer mooi afbakent. Het leven is vrij ongrijpbaar, maar een plek is concreet, een uitvalsbasis naar vroeger, naar dromen, gezichten. Ik hou van plekken en dat blijkt uit alles wat ik schrijf.'
Paul Gellings, dichter, schrijver. Oud-Enschedeër bovendien. Hij woont al jaren in Zwolle, waar hij de stadsdichter is, en leraar. Het is een lome middag, in zijn voorkamer tolereert hij lange tijd een tweetal vliegen die vrolijk maar luid tegen het raam brommen. Met twee welgemikte klappen schakelt hij ze later uit. 'Zo, daar wordt het mooi stil van.'
In 1999 lag hij vermoeid bij een vakantiehuisje in Hardenberg toen een roman zich als het ware aan hem opdrong. 'Vraag me niet waarom, maar die roman zou gaan over een Nederlander die een teruggetrokken bestaan leidt op een vulkaaneiland. Een beetje een shabby, armetierig, randje-derdewereldachtig eiland. Een man met een achterbuurtverleden in Nederland en met het een en ander op zijn kerfstok, wat de reden is waarom hij Nederland ooit heeft moeten verlaten.'
Zeven jaar later is de roman werkelijkheid geworden. De vulkaan en het meisje. Zijn derde roman. Over, zoals Gellings zelf zegt: 'een invalide pompbediende die op een Caribisch eiland een kabbelend bestaan leidt en op een gegeven moment in zijn herinnering teruggaat naar een stad die heel veel lijkt op Enschede. Eigenlijk had ik het hele verhaal al in 1999 in mijn hoofd. Ik heb het boek in mijn hoofd liggen schrijven na een heel vermoeiende periode.'
Hij had zijn proefschrift geschreven. 'Ik was daarna even niet in staat een pen op papier te zetten. Ik heb het in mijn hoofd uitgedacht. Alleen de vuurwerkramp is er een jaar later bijgekomen.. De hoofdpersoon leest in een oude krant over de vuurwerkramp en dat activeert zijn herinnering. Voor de rest is het hetzelfde verhaal gebleven.'

Rafaël, zo heet die manke pompbediende. Hij heeft een relatie met Rosita, een te jonge creoolse meid. Hij is op de vlucht en in een lange flashback schetst Gellings zijn levensloop. Hoe Rafaël de zorg voor zijn getraumatiseerde broer Arthur op zich neemt nadat hun ouders zijn verdronken bij een auto-ongeval. Hoe ze worden bedonderd door een notaris. Hoe met ze wordt gezeuld langs verschillende pleegouders. En hoe het Rafaël op een gegeven moment allemaal te veel wordt. Het belangrijkste kosthuis bevindt zich in een stad die veel van Enschede wegheeft, meer precies van Roombeek, de getroffen wijk. De straatnamen heeft hij veranderd en hij had een waterweg nodig en dus verlegde hij het kanaal, maar dat het om Enschede gaat, is evident.
Gellings heeft zeven jaar in Enschede gewoond, van 1964 tot 1971. Zijn ouders wonen er nog. Zijn herinneringen verwerkte hij in 2004 in het boekje Een vlakte in de stad, met Enschedese notities naar aanleiding van de vuurwerkramp. Daarin kondigt hij De vulkaan en het meisje al aan. 'Het denken over het verhaal is uiteraard behoorlijk geïntensiveerd door de ramp. Ik zag een kans mijn roman van een extra laag te voorzien. De koppeling van de vulkaan aan de vuurwerkramp vond ik ook wel mooi.'

In Een vlakte in de stad schrijft hij: 'Nog altijd kom ik graag in Enschede. Er wordt wel gezegd dat het geen kunst is van kinderen, dieren en oude mensen te houden. Dat je van dierbaren niet houdt vanwege hun goede eigenschappen, maar juist ondanks hun minder mooie eigenschappen. Zo houd ik van deze stad, die geteisterd is door branden, bombardementen en kortgeleden de vuurwerkramp. Een stad met negen levens.'
Later deze middag vraagt hij goed te laten uitkomen hoe verknocht hij is aan Enschede. De harde scènes in het boek zouden anders kunnen doen vermoeden. In de roman speelt de cafébaas Vosseboer een mooie rol. 'Een rauwe kastelein met het hart op de juiste plaats. Dát is Enschede.'

Hij werd geboren in Amsterdam, in 1953. Zijn liefde voor deze plekken van zijn jeugd laat zich nalezen in zijn tweede roman, Zuidelijke Wandelweg, die speelt in Amsterdam-Zuid. Het boek is zo gedetailleerd dat je langs de beschreven plekken kunt wandelen, wat hij op geregelde tijden ook doet met gezelschappen, in samenwerking met Amsterdamse boekhandels. Ter plekke worden fragmenten voorgelezen, op locatie over de locatie. Hij is van plan dat ook in Enschede te gaan doen en hoopt daar een plaatselijke boekhandel warm voor te krijgen.
Als prozaschrijver debuteerde hij met Witte paarden, een roman uit 2001. Ook in die roman stonden, net als in De vulkaan en het meisje, twee broers centraal. 'Ja, maar dat heb ik me pas later gerealiseerd. Het duo is in de literatuur natuurlijk een bekend verschijnsel. Dubbelgangers, broers. Een duo geeft extra spanning.'
Rafaël en Arthur hebben niet echt bestaan en de roman is ook verder pure fictie, maar Gellings laat doorschemeren dat hij voor de onderlinge relatie van beide hoofdpersonen heeft geput uit zijn eigen ervaring. 'Ik ben samen met mijn broer opgegroeid. Als kinderen waren we verstrengeld. Mijn broer is in de eerste jaren van mijn leven mijn leven geweest. Dus is het niet zo gek dat zoiets later in je boeken opduikt. Ik ben in ieder geval ervaringsdeskundige. De kwetsbaarheid van Arthur herken ik. Ik ken de paniekgevoelens en de neiging om mijn broer te beschermen. En tegelijkertijd ken ik de neiging om hem weg te duwen op het moment dat ik hem niet weerbaar genoeg vond. Je hebt nooit één relatie met iemand, zeker niet met een broer. Rafaël is tegelijkertijd de vader, de beschermer en de vriend van Arthur, en degene die hem ervaart als een blok aan zijn been, en hij loopt al zo moeilijk.'

Gellings heeft een wonderzachte pen. Hij schrijft mooie, beeldende zinnen. Korte zinnen, zoals ook Patrick Modiano die schrijft, de Franse schrijver aan wie hij zijn proefschrift heeft gewijd. Het zachte taalregister weerhoudt Gellings er niet van soms harde scenes met seks en geweld te schrijven.
'Zo lang je het niet wollig noemt. Met zacht kan ik leven.' Zelf zou hij zeggen: 'zo af en toe poëtisch, licht-geparfumeerd. Dat komt waarschijnlijk omdat er ik naar streef, net als Patrick Modiano, altijd met eenvoudige middelen zo veel mogelijk te zeggen. Ik zeg niet dat ik daar in slaag, maar het is wel mijn streven. Dat kan een omfloerste indruk wekken, of een omfloerst effect hebben. Ik ben het er dus wel mee eens. Maar het heeft ook zijn rauwe kanten. Dat komt omdat ik dat zelf ook dat rauwe in me heb. In ieder geval in mijn denken en mijn fantasieën. Ik leef verder rustig en zachtmoedig, als een brave huisvader, maar in mijn dromen en mjin geschriften kan ik behoorlijk te keer gaan.'
'Eenvoud en soberheid zit ook in mijn streven om met zo weinig mogelijk zo veel mogelijk op te roepen. Ik had al besloten om wat anders te gaan schrijven dan het half-autobiografische dat je hebt in Witte paarden en Zuidelijke Wandelweg. Ik wilde nu eens puur fictie gaan bedrijven. En iets doen met Enschede. Ik wilde kijken of ik staat was een goede plot te bedenken en uit de voeten kon met een stevig staketsel. Dat bedoel ik niet denigrerend ten aanzien van mijn andere werk. Het moest anders worden dan het meanderende van Witte paarden. Ik wilde nu een verhaal. Een plot volgens de wetten van oorzaak en gevolg. Kon ik een spannend verhaal schrijven?'
Wat wel gebleven is, is zijn subtiele spel met tegenwoordige en verleden tijd. 'Ik
heb altijd twee verhalen in mijn hoofd. Het verhaal heden, het verhaal verleden.
Ik vind het geruststellend dat je alles meeneemt uit je verleden. Alles ligt opgeslagen, alles is geregistreerd. Omdat het leven toch al zo kort is, is het wel prettig om de wetenschap te hebben dat er eigenlijk niks voorbij gaat. In mijn verhalen gaat ook niks voorbij. Er is tijdsverloop, natuurlijk. Oorzaak en gevolg. Maar je ziet dat op het eiland de geschiedenis zich herhaalt. Niet alleen omdat Rafaël zijn geschiedenis met zich meetorst en herbeleeft, maar ook omdat zich exact dezelfde patronen weer voordoen. Dat is een opvatting die ik heb van het bestaan, namelijk dat je je noodlot toch niet ontloopt. Door een bepaalde karakterstructuur roep je de dingen over je af. Rafaël pakt de zaken exact weer zo aan als destijds toen hij zin broer moest beschermen. Dezelfde problemen komen weer op hem af. Het gebruik van twee tijden geeft daar meer reliëf aan.'

Hij deed eerst als dichter van zich spreken. Al in 1976 verscheen een eerste bundel, Tragiek van een jonge haan; in 1990 gevolgd door Het oog van de egel. 'Proza wordt steeds belangrijker. Want het is er altijd. Gedichten zijn er niet altijd. Een gedicht doet zich voor, het overkomt je. Als je eenmaal begonnen bent aan een prozaboek, dan is het er. Kom je thuis, van een wandeling bijvoorbeeld; het boek ligt op je te wachten. Het is er, je kunt er zo weer instappen. Ook als je geen inspiratie hebt, kun je wat doen. Punten, komma’s, personages bedenken, iets schrappen. Je kunt je schrijfdrang altijd botvieren. Maar op een gedicht moet je wachten. Ik ben er niet al te mythisch in. Maar een gedicht is ook een keer af. En dan moet je op naar het volgende gedicht. Ik schrijf graag. Ik leef graag in de wereld van het boek dat ik maak. Dat is een extra leven, en dat extra leven krijg ik permanent cadeau als ik begonnen ben met een roman.

Ik schrijf ook nog gedichten, vrij veel zelfs. Het bijt elkaar absoluut niet. Ik zou niet kunnen zonder het schrijven van gedichten. Soms duurt het wachten op een gedicht maanden. Dan kun je wanhopig worden. Dat heb je bij proza niet. Met proza kun je altijd bezig zijn.'
In portefeuille heeft hij een vervolg op Zuidelijke Wandelweg, 'van de zenuwen geschreven'. Werktitel: Zomer in Zuid. Status: 'honderddertig A4-tjes kromme zinnen die ik deze zomer ga rechtbuigen.' Een ander boek waar hij over nadenkt, over het Rotterdamse verleden van zijn ouders en grootouders: Voor het laatst Leuvehaven.
Plekken. Is het uiteindelijk allemaal één boek? De topografie van Paul Gellings? 'Nee!' Hij klinkt fel en gedecideerd. Maar dan legt hij zijn boeken paarsgewijs op tafel. Koppeltjes die bij elkaar horen. Zuidelijke Wandelweg en Een vlakte in de stad. Witte paarden en Het oog van de egel. Hij heeft er bovendien over nagedacht, zegt hij, om de broers Roemer en Floris uit Witte paarden even te laten terugkeren in De vulkaan en het meisje. 'Dus ja, uiteindelijk is het allemaal één boek, net als de Bijbel, die ook uit allemaal verschillende boeken bestaat.'

PAUL GELLINGS: De vulkaan en het meisje. Roman. 190 blz., E 19,90. Uitgeverij De Geus
Een vlakte in de stad. Enschedese notities met foto's van Harry Pierik. 44 blz., E 9,-. De Oare útjouwerij. http://members.home.nl/dou/

 

Stadsdichter én schrijver Paul Gellings schrijft derde roman
Een achterbuurtroman
bron: De Swollenaer van 14 april

(door Theo Brummelaar - foto Harry Pierik)  
 
ZWOLLE – ‘De vulkaan en het meisje’ is de titel van de nieuwste roman van stadsdichter Paul Gellings. Een titel met een dubbele bodem en een verhaal over de zelfkant van het leven, kortweg de achterbuurtroman. Gellings wilde dit keer juist geen boek over intellectuelen of kunstenaars schrijven. “Het rauwe van de achterbuurt heeft me altijd aangetrokken. Volkscafés, smerige kanalen, hechte vriendschappen, loyaliteit, agressie en verraad spelen een prominente rol in dit noodlotsdrama.”
De vulkaan en het meisje verhaalt over Rafaël, een vijftigjarige pompbediende. “Deze hoofdpersoon komt oorspronkelijk uit de Amsterdamse Apollobuurt”, legt Gellings uit. “Rafaël moest na het overlijden van zijn ouders zijn broer Arthur beschermen en vechten om te overleven in een louche pleeggezin. Niet in staat om dat wereldje te ontvluchten, speelt hij op een gegeven moment voor eigen rechter. Met grote gevolgen. Rafaël moet verdwijnen. Hij vlucht naar een Caribisch vulkaaneiland om een nieuw, rustig bestaan op te bouwen.”
Dat lijkt lang goed te gaan, Rafaël krijgt er een relatie met de jonge ex-prostituee Rosita. Tot hij toevallig een Nederlandse krant met een belangrijk bericht over een vuurwerkramp in zijn oude woonplaats ontdekt. “Dat verstoort zijn rustige leventje”, gaat Gellings verder. “Als vervolgens blijkt dat Rosita zwanger van hem is en de maffia naar haar op zoek is, raakt hij in een crisis en herbeleeft hij zijn verleden. Alles wordt opgerakeld. Hij moet wéér iemand beschermen, het borrelt allemaal op. De lava stroomt in hem. Het is zijn onontkoombaar noodlot.”

Foto: Harry Pierik
Paul Gellings

Toch is het niet allemaal kommer en kwel in het boek van Gellings. “Dat valt reuze mee”, lacht hij, “het is geen sombere roman. Er wordt ook gefeest onder de palmbomen en vuurspuwers ontbreken niet.”
Het idee voor de roman ontstond zeven jaar geleden bij Gellings. “Ik wilde een achterbuurtroman schrijven. Daar waar mensen zich soms nauwelijks van ratten onderscheiden, maar waar velen het hart ook juist wél op de goede plek hebben zitten. Een achterbuurt is een prisma van zoveel verschillende emoties. Ik wil inzicht geven in die diepmenselijke kant. In een roman waarin overleven het thema is.”

De roman ‘De vulkaan en het meisje’ verschijnt vrijdag bij uitgeverij De Geus. Het eerste exemplaar wordt aangeboden aan de bekende schrijfster Marjan Berk. Gellings publiceerde eerder drie dichtbundels voordat hij in 2001 debuteerde als romanschrijver met ‘Witte Paarden’. Zijn tweede roman ‘Zuidelijke Wandelweg’ verscheen in 2003. Een jaar later bracht hij de dichtbundel ‘De stem van de herfst’ uit.

 

Fascinatie voor de vierde wereld
door SANDRA BOS - De Stentor
 
14 APRIL 2006 - ZWOLLE - Zijn nieuwe boek draagt hij op aan alle weerloze kinderen. ‘Ik heb het geschreven met de verhalen van kinderen als Rowena, Savannah en al die andere kinderen die worden mishandeld.’ De vierde wereld, zo noemt Zwolles stadsdichter en schrijver Paul Gellings de wereld die hij beschrijft in zijn nieuwe boek ‘De vulkaan en het meisje’. Vanavond wordt het gepresenteerd. Het zijn verhalen die zich achter de gevels afspelen van woningen in sociale achterstandwijken. Met veel onzichtbaar leed - denk aan alcoholisme, psychologische mishandeling en seksueel misbruik. Paul Gellings heeft een fascinatie voor deze wereld, die geen grenzen kent. ‘Ik voel me wellicht aangetrokken tot een Boulevard of Broken Dreams’, zegt hij. ‘Gestrande figuren vind ik interessanter dan geslaagde intellectuelen.’

In De vulkaan en het meisje is het de vijftigjarige Rafaël die werkt als pompbediende op een Caraïbisch vulkaaneiland. In het verleden strandde hij met zijn broertje, na een auto-ongeluk dat hun ouders fataal werd, in een plaats in het oosten van het land. Een bericht over de vuurwerkramp dat hij op het eiland leest in een Nederlandse krant voert hem terug naar die tijd, het Twente van de jaren zestig. Het is wonderlijk hoe de vuurwerkramp, of liever: het beeld van de vuurwerkramp, zich herhaalt in De vulkaan en het meisje.
 
Gellings: ‘De wijk Roombeek heeft model gestaan voor de omgeving waar de broertjes belanden. Anders dan mijn eerdere boeken is dit veel minder biografisch. Hoewel ik enkele figuren in het boek heb gemodelleerd naar echte mensen die ik kende.’
 
Poedel Jonas is zo’n uit het leven gegrepen personage. Hij en zijn vrouw worden de pleegouders van de broertjes. Er gebeurt van alles wat God verboden heeft: de broertjes slapen in een oud varkenskot, er worden auto’s omgekat, een Belgische priester wordt betaald om seks met kleine jongetjes te hebben en pleegmoeder haalt voor zichzelf frieten terwijl ze man en kinderen bonensoep voert. In het heden heeft Rafaël een relatie met het jonge prostitueetje Rosita, die in een sloppenwijk woont. Ook zij wordt het slachtoffer van wat Gellings omschrijft als een ‘dierlijk egoïsme.’
 
‘Het zijn mensen die net niet in de goot liggen’, zegt Gellings. ‘Ik breng in kaart wat er kan gebeuren als instanties als politie en kinderberscherming het laten afweten, wat er gebeurt als die kinderen gaan verwilderen. Ik probeer het niet te verklaren maar ik zie oorzaken in een soort dierlijk egoïsme van de opvoeders en een laksheid van de overheid. Ik verbaas me erover. Hoe bestaat het dat dit soort dingen in hemelsnaam kunnen gebeuren?’ Het is een raar soort ‘erfelijkheid’ die Gellings beschrijft: ‘Je kunt het mensen niet altijd kwalijk nemen omdat henzelf ooit ook iets vreselijks is overkomen. In mijn werk in het onderwijs heb ik te maken gehad met kinderen die afglijden doordat de ouders zijn afgegleden.’
 
Naargeestigheid troef dus, zou je denken. Maar zo veel leed als Gellings beschrijft, zo veel feest wordt er gevierd, in zowel het Twente van toen als op het eiland nu. En blijkt dat achterbuurt-‘volk’ niet per definitie slecht is. Toch blijft het verleden de personages achtervolgen. De geschiedenis herhaalt zich, telkenmale weer.

Dick Laning
Hoofdredacteur Bijlagen Wegener Dagbladen  

"Ik heb van de eerste tot en met de laatste zin genoten"

Ha Paul,

Heb je begrijpelijkerwijs vrijdagavond bij Waanders niet gesproken. Achteraf is dat maar goed ook. Op dat moment zou ik je op een redelijk neutrale manier hebben gefeliciteerd met je nieuwe roman, nog onwetend van inhoud en kwaliteit. Nu kan ik zo'n waardenvrije opmerking niet meer maken. Ter  plekke heb ik de roman gekocht, op eerste paasdag ben ik er 's ochtends om een uur of tien in begonnen (na de postuum uitgegeven laatste roman van Louis Ferron ontmoedigd terzijde te hebben gelegd omdat ik er niet doorheen kwam) en ergens in de middag had ik je verhaal uit. Ik kan me niet heugen wanneer ik voor het laatst een roman in 1 ruk heb uitgelezen!
Je redacteur van De Geus had gelijk: je hebt je handschoenen uitgetrokken en je hebt opnieuw een  grote stap gemaakt als schrijver. Ik heb van de eerste tot en met de laatste zin genoten van je prachtig gedoseerde taal: poetisch waar dat kon, rauw waar het moest, de observaties van de dichter, de lome maar broeierige sfeer, ontluisterende wreedheden, de liefde naast de lust, het contrast maar  vooral de overeenkomsten tussen twee werelden, de tot het laatste woord gevangen gehouden spanning... - dit is Gellings op z'n best! Je verdient niet minder dan de mooiste complimenten die ik kan verzinnen en ik mag toch aannemen dat dit boek niet onopgemerkt zal blijven. Klasse!!

beste groet,
Dick Laning
Hoofdredacteur Bijlagen Wegener Dagbladen  

Bert Zuidhof bespreekt Paul Gellings, De vulkaan en het meisje
recensieweb (6-6-06)

Een paar weken geleden lag Paul Gellings met De vulkaan en het meisje tussen Jan Siebelink en Remco Campert, op de zesde plaats in de Libris-toptien. Gellings’ derde roman wordt dus blijkbaar enthousiast ontvangen.
Het verhaal van De vulkaan en het meisje gaat over de vijftigjarige Rafaël, die als pompbediende werkt op een Caribisch vulkaaneiland, nadat hij uit Nederland is gevlucht. Zijn voortkabbelende leventje wordt verstoord door het bericht van een vuurwerkramp in de stad waar hij zijn jeugd doorbracht en door de onverwachte zwangerschap van zijn vriendin Rosita, een zestienjarig ex-hoertje uit een krottenwijk. Hierdoor dringen de herinneringen aan zijn noodlottige jeugd zich aan hem op – verongelukte ouders, met zijn broertje Arthur van gastgezin naar gastgezin gestuurd en overal huiselijk geweld, psychische en materiële uitbuiting – en temidden van die sores moet hij met Rosita proberen te vluchten, omdat zij door haar malafide baas wordt gezocht. In vijf delen lopen dit problematische heden en tragische verleden door elkaar heen.

Het boek is een beklemmende combinatie van een Bildungsroman en je reinste drama. Je ziet in de flashbacks – vol heftige en pijnlijke herinneringen – hoe Rafaël zich als jongen ontwikkelt en hoe er in zijn ongelukkige leven als volwassene nog geen verbetering lijkt te zijn gekomen. Deze levensloop is goed geconstrueerd door de thematische parallellie tussen verleden en heden en de gebruikte motieven als verval, een motief dat vaker voorkomt in het werk van Gellings. Door de afwisseling versterken de delen over Nederland en over de Caraïben elkaar en wordt het personage van Rafaël goed opgebouwd.

omhoog

Terug naar de vorige pagina <<