247 - De Dintelstraat in de oorlog
De Dintelstraat in de oorlog. In mijn verhaal over de metamorfose van de Dintelstraat is de oorlogsperiode onderbelicht gebleven. Enerzijds omdat er in de familiealbums geen foto’s voorhanden zijn, kennelijk waren filmrolletjes geen eerste levensbehoeften, en anderzijds omdat ik zelf geen eigen herinneringen aan die periode heb. Ik ben geboren in april 1946. Natuurlijk ben ik wel opgegroeid in de schaduw van de oorlog. Mijn opvoeding was behoorlijk anti-Duits en dat er iets vreselijks met de Joden gebeurd was, werd me ook al snel duidelijk gemaakt. Bovendien ben ik vernoemd naar een neef, Arend Quelle, die in het verzet zat, verraden is door Miep Oranje en op 20-jarige leeftijd in januari 1945 in het concentratiekamp Neuengamme omgekomen is. (Zie ook: Het verraad van Miep Oranje)
Echt over de oorlog gesproken werd er bij ons thuis niet. Mijn vader kon dat niet aan. Hij was in mei 1940 gemobiliseerd gelegerd in Rotterdam als milicien bij de marine kustwacht en had het bombardement meegemaakt. Van een tante heb ik later gehoord dat hij na de capitulatie volkomen overstuur en hevig getraumatiseerd thuisgekomen is. Door de gebeurtenissen is er een vorm van astma bij hem geactualiseerd, die het hem onmogelijk maakte te sporten, tamelijk onhandig voor een gymnastiekleraar. Telkens als de oorlog ter sprake kwam of er op tv aandacht aan besteed werd, raakte hij weer overstuur.
Voor informatie over de Dintelstraat in oorlogstijd ben ik dus aangewezen op gegevens van mijn oudere broer en zusters. Zij herinnerden zich in elk geval een Joodse familie Da Solla met een zoon René. Zij woonden op 55 hs. Ze zijn weggevoerd en in Sobibor omgekomen. (Zie de digitale gedenksteen hieronder) En op de hoek van de Niersstraat woonde een familie met een dochter Fia. Ook zij zijn weggevoerd. Mijn broer heeft gezien hoe de firma A.Puls hun huis leegroofde. Er zijn nog meer families weggevoerd. De namen zijn niet in de herinnering van mijn broer en zus gebleven. (Zie bovengenoemde link en zoek op Dintelstraat bij adres; ik had geen idee dat het er zoveel waren!) Wel vult mijn zus Ans (1934) nog aan dat ze nog weet dat er speelgoed van weggevoerde kinderen verdeeld werd, maar dat zij zich niet herinnert of ze iets kreeg.
Digitale gedenksteen
Dintelstraat 55 huis, Amsterdam Gezin Philip de Solla Philip de Solla » Amsterdam, 22 maart 1897 Sobibor, 23 juli 1943 Anna de Solla-Blaaser » Rotterdam, 17 augustus 1905 Sobibor, 11 juni 1943 Echtgenote René de Solla » Amsterdam, 1 februari 1930 Sobibor, 11 juni 1943 Zoon En alle andere vermoorde buurtgenoten |
Mijn broer, André, geboren in juli 1932, herinnert zich het volgende:
“Van de oorlogsdagen in 1940 kan ik me weinig herinneren. Ik was toen 7 jaar oud. We gingen naar mijn opa Quelle in de Griftstraat om daar het verloop van de gebeurtenissen af te wachten. Af en toe hoorden we vliegtuigen overkomen. Het was angstig. Mijn vader was er niet. Wij als kinderen hadden er geen flauw idee van waar hij was. We hebben ook van zijn thuiskomst na de capitulatie weinig gemerkt. Hij was in de slaapkamer en wij mochten er niet bij. Ik weet niet meer hoe lang het geduurd heeft voor we hem weer zagen
In mei 1940 zat ik in de tweede klas. De Bugenhagenschool werd al gauw gevorderd. In de derde klas waren we gehuisvest in de Zuiderschool en later in de vierde klas van de zessde in de Montessorischool (lekker dichtbij) samen met de parallelklas in één lokaal. We zaten met de ruggen naar elkaar toe en de beide onderwijzeressen keken elkaar aan! In de vijfde klas zaten we in een zaaltje onder de Maarten Lutherkerk en in de zesde in het toenmalige weeshuis aan de Wielingenstraat. Het laatste oorlogsjaar zat ik op het Hervormd lyceum. De laatste winter hadden we wegens brandstofgebrek maar een paar uren per week les in een school op het Roelof Hartplein. Aan het eind van het schooljaar werd iedereen, ongeacht zijn/haar prestaties, bevorderd naar de volgende klas. Ik heb in die tijd één keer gespijbeld (maar ik was niet de enige!) en dat was toen er een voedseldropping te zien was op de Stadionkade. Die lag in die tijd nog aan de rand van de stad en aan de overkant lag het “heuveltjesland”. Daar konden we de vliegtuigen zien aankomen. Grote Lancasters met vier propellermotoren. We zagen op afstand de pakketten vallen. Later kregen we een wittebrood en een pakje boter. Dat was een feestmaal!
Van oorlogshandelingen in onze buurt kan ik me herinneren, dat aan de overkant een schoorsteen van het dak geschoten werd en dat in de Roerstraat door een of ander projectiel een deel van een gevel werd verwoest.
Ook waren we getuige van het bombardement dat tot doel had het gebouw van de SD in de Euterpestraat (thans Gerrit van der Veenstraat) te vernietigen. Dat was echt beangstigend want we zagen en hoorden de vliegtuigen overkomen en de bommen ontploffen. Het leek, of ze om de hoek vielen. Een andere keer hebben we een vliegtuig zien neerschieten in het donker. Door het keukenraam konden we de brandende benzine in grote slierten naar beneden zien komen. Een mooi, maar luguber gezicht! Dan weet ik ook nog, dat mijn vader en ik een luchtgevecht hebben gezien. We zaten te vissen op de Vinkeveense plassen en toen zagen en hoorden wij twee vliegtuigen die op elkaar schoten. Ik weet niet meer hoe het afgelopen is. Wij liepen weinig gevaar want het was op vrij grote afstand.
De laatste oorlogswinter hebben een tante en een oom met hun dochtertje bij ons ingewoond om brandstof te besparen. Ze sliepen boven, mijn twee oudste zusjes sliepen in het kleine kamertje, mijn jongste zusje in de slaapkamer en ik in de eetkamer in het opklapbed. Later zijn de drie zussen naar boven gegaan en kwam ik in het kamertje. Dat inwonen gaf waarschijnlijk nogal eens enige wrijving, hoewel wij (de kinderen) er weinig van merkten. Anneke, het nichtje, was toen een jaar of vier. Op een dag zag ze op straat een Duitse soldaat en toen vroeg ze aan haar vader met haar luide en doordringende stem: ”Papa, is dat nou een rotmof?” Ik weet niet hoe oom Jac hierop reageerde! Een andere keer fietste oom Jac door de stad met een tas vol ‘verboden’ waar en toen werd hij aangehouden door een mof. Hij dacht dat zijn laatste uurtje geslagen had, maar de man vroeg hem: ”Haben sie eine Luftpumpe?” Hij wist niet hoe gauw hij weg moest komen na ontkennend te hebben geantwoord!
Aan brandstof komen was een ander probleem. Alle bomen in de straat werden omgezaagd. Wij groeven dan de boomputten uit en zaagden of hakten de stomp er uit. Zo was je een middag bezig en dan had je en kleine meter boomstam. Meer succes had mijn vader. Op zeker moment werden er bomen gerooid op de Wandelweg. Hij was daar achter gekomen en heeft toen met een paar jongens van school een paar stukken opgehaald. Hij kwam thuis met drie dikke stammen van twee meter lang en plm 30 cm dik. Die heeft hij toen met veel moeite naar de zolder gesjouwd en ze daar op een kussentje(!) klein gehakt. Op straat liep dat natuurlijk te veel in de gaten. Later hebben we wel op straat hout gehakt en daarbij een heel stel stoepstenen te barsten geslagen. Ook bleek nog wat afvalhout te liggen in de kruipruimten onder de huizen. Eerst hebben we toen onze eigen ruimte geruimd en daarna nog een bij de buren. Daarbij moesten we wel een deel van de vangst afstaan. Het was geen prettig werkje.
Op zeker moment kreeg mijn vader te horen, dat hij een bordje met opschrift “voor Joden verboden” bij zijn bord (hij was heilgymnast en masseur en had een groot naambord met die kwalificaties erop) in het portiek moest hangen. Hij zegde toe het op de juiste plaats te zullen hangen. Vervolgens hing hij het aanvullende bord met verbod op de wc en haalde het bord uit het portiek weg. ”
Mijn eigen herinneringen aan de oorlog, komen, hoe vreemd dat ook klinkt, van ná de oorlog. We hadden een oom en tante die op de hoek van de Gerrit van der Veenstraat en de Memlingstraat woonden. Als we daar wel eens heen liepen op zondagmiddag, passeerden we in de Händelstraat tussen de Stadionweg en de Gerrit van der Veenstaat aan de linkerkant de puinhopen van een gebombardeerd woonhuis. En tegenover het huis van mijn oom en tante lag de ruïne van de Chr. HBS, waar mijn neefjes, die een paar jaar ouder waren, wel speelden. Voor mij was de plaats van het bombardement op het SD hoofdkwartier en de Zentralstelle echter streng verboden terrein. (Zie ook: Annefrank.org)
Die verwoeste gebouwen maakten diepe indruk op mij.
Een laatste vage herinnering betreft de bonnetjes die mijn moeder nodig had om koffie te kunnen kopen. Een finale stuiptrekking van het distributiesysteem.
In samenwerking met André en Ans Meijer
Arend Meijer
28 oktober 2012
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
Reacties
dank voor het bericht. Ik zie op de CD van het Totenbuch van Neuengamme dat Arend Quelle op zijn verjaardag is overleden, droevig! Enkele jaren geleden ontmoette ik een mijnheer Wolff, Rabbijn in Schwerin in Mecklenburg-Vor pommern. Hij had voor de oorlog in de Dintelstraat op nr. 77 gewoond. De familie Wolff was van Berlijn gekomen. In de Dintelstraat woonde ook Henk Dienske. Het hoofd van de LO-LKP Noord-Holland.
Hartelijke groet,
Jan
Bedankt voor je reactie. Dat mijn neef Arend op zijn verjaardag in januari 1945 overleden was, weet ik door de overlijdensaank onndiging, die ik heb bewaard. Mijn tante heeft na de Bevrijding een aantal maanden voor het raam gestaan, uitkijkend naar de zoon die nooit meer zou komen. Heel droevig inderdaad. Meneer Wolff had ik nooit van gehoord, maar dat vormt weer een stukje in de legpuzzel die ik probeer te maken van het leven voor en tijdens de oorlog. Bedankt! Groet, Arend