274 - Scheldeplein 1952 - kermissen en circussen

Met toestemming van de redactie overgenomen uit De Oud Amsterdammer

Het allermooiste was het Scheldeplein, daar waren kermissen en circussen (1952)

Het is aardig zweten onder de lichtkoepel van het De Mirandabad. Samen met vele ouders zit ik te kijken naar de zwemverrichtingen van de vele kinderen. In mijn geval kijk ik naar onze kleindochter Elise. Nog één groepje verwijderd van het afzwemmen voor haar A-diploma. De temperatuur doet me een beetje wegzwijmelen.

Het is 1952, ik ben zes jaar en hoor de stem van mijn moeder om mij aan te moedigen om naar zwemles te gaan. De wekker staat op 6.30 in de morgen. Over drie kwartier moet ik in het koude water van het buitenbad van het De Mirandabad liggen. Er waren alleen maar buitenbaden in die tijd, een herenbad een damesbad en een pierenbadje. Er is veel veranderd in de loop der jaren. De Zuidelijke Wandelweg is zo goed als verdwenen. In het voorjaar ging ik samen met mijn moeder en tante naar het cafeetje Happy Days en met mijn vader naar het hockey kijken. Struinen op het complex met volkstuintjes, want daar viel wel eens een appeltje of peertje te halen.

Aan het circus op het Scheldeplein (zoals hier in 1955) bewaart menigeen warmeScheldeplein
Het allermooiste was wel het terrein bij het Scheldeplein, waar nu het RAIcomplex ligt. Daar waren veel kermissen en circussen in die tijd. Mijn eerste circus was die van de Duitse circuskoning Franz Althoff. Waarom die mij zo goed is bijgebleven, komt door mijn tante Toos. Tijdens de voorstelling had zij haar paraplu laten vallen. Het ding was via de openingen tussen de loopplanken naar beneden geglipt. Tijdens de pauze ging mijn vader op onderzoek uit. Behalve de paraplu had hij ook nog een rijksdaalder (in die tijd nog van papier) gevonden. Na de voorstelling gingen we daarvan naar Oase in de Geleenstraat. Dat was een snackbar waar je ook ijs kon eten, en dat deden we. IJs eten! Schiet me opeens...... “Opa, hoe vind je me?” Ik schrik uit mijn roesje door de heldere stem van Elise. “Je gaat geweldig!” Met een lach schiet ze onder water.

Katholiek
Van huis uit zijn we katholiek, in de meimaand gingen we naar het Lof. We gingen naar de Thomas van Aquinokerk in de Rijnstraat, nu staat de ING-bank op die plek te glimmen in de mond van een bejaardencentrum. Er was op een goede avond ruime belangstelling. Mijn moeder, zus, tante Toos en ik zaten in de derde rij van voren. Mijn vader was de dans ontsprongen. Mijn tante was weggedommeld. Om de boel wat op te fleuren werden op de muur naast het altaar diabeelden vertoond. Op het momoment dat de beeltenis van Maria werd geprojecteerd werd mijn tante licht wakker. Ik hoorde haar kreet naast me, ze stortte zich uit de bank en viel op haar knieën in het gangpad, haar knokige vingers strak in elkaar gestrengeld.

De koster kwam toegesneld om haar te bedaren en naar de sacristie te brengen. Met zijn drieën volgden we gedwee, met onze ogen naar beneden gericht. Mijn tante dacht dat ze een verschijning had gehad. Na de uitleg dat het een dia betrof, kreeg ze weer rust. Ze schaamde zich een beetje. Om het goed te maken trakteerde ze op ijs bij de ijssalon het Schutmakertje in de Rijnstraat. Inmiddels is deze zaak met zijn jukebox ingeruild voor een wassalon. De bakken met verschillende ijssmaken die mijn ogen naar buiten deden rollen bevatten nu zeeppoeders. Nog altijd ben ik blij dat ik die vroegere tijd heb mogen beleven. De zwemles loopt op haar eind en een druipende Elise komt op me af springen. Ook zij zal haar herinneringen krijgen en koesteren.