Column erJeetje

Terug naar de vorige pagina <<

 


index columns

VROEGER OF LATER

"Gemeente Amstelveen overweegt om nog maar eenmaal per twee weken huisvuil op te halen,” las ik in het plaatselijke dagblad en ik vroeg me af of dat betekende dat de vuilnisman op termijn helemaal zou verdwijnen. Net zoals de postbode, de stratenveger, de mensen van de plantsoenendienst, de melkboer, de bakker met bakkerskar, de schillenboer, de voddenman, de baanveger, de tramconducteur, de portier bij het kaartjesloket in de bioscoop, de verkeersagent, de telefooncel, de …
Eenmaal per twee weken het huisvuil ophalen. In m’n vroegste herinnering gebeurde dat wel twee maal per week en omdat ik laatst een stapel boekjes had gekregen over Amsterdam besloot ik om te kijken of daarin misschien iets gezegd werd over de manier waarop die stad in vroeger dagen zijn vuil te lijf ging.
Ik had geluk. In de stapel zat een klein boekje met de titel ‘De schoone stad aan het Y’. Uitgegeven in 1939 met een voorwoord van meneer A.M. Noppen, de directeur der stadsreiniging.


voorzijde


achterzijde

In dit boekje vindt U allerlei gegevens, welke in het dagelijksch leven van nut kunnen zijn, schreef hij in zijn voorwoord. Even tussendoor, zoals je ziet heb ik de teksten overgenomen in de spelling van die tijd.
Uiteraard wordt daarbij bijzondere aandacht geschonken aan de werkzaamheden van de stadsreiniging. De Hollanders zijn in de wereld om hun properheid bekend en hij gaf er wat voorbeelden bij over de aanpak van de Stadsreiniging om die naam te behouden. Straten die door de reinigingsdienst dagelijks meermalen werden geveegd en ’s nachts zelfs gesproeid. Vuilnis die ter bevordering van de hygiëne in speciaal door de Reinigingsdienst verstrekte verzinkte huisvuilemmers kon worden bewaard.
Dan moet je bijna van de straten hebben kunnen eten was m’n eerste gedachte maar verder lezend bleek dat toch nog tegen te vallen. Ondanks alle moeite en kosten, besteed aan het reinigen der stad, was het gewenschte resultaat niet te bereiken omdat de bevolking telkens afvalstoffen op straat of in de gracht wierp.
Een doorn – hoe kan het anders - in het oog van meneer Noppen die geen vrede had met die situatie en daarom tot uitgave van dit boekje had besloten. Een boekje vol praktische gegevens, die in het dagelijks leven van nut konden zijn.
Voor liefhebbers van het reinigingswezen boeiende lectuur maar ook andere lezers kunnen er wat uit opsteken. Ik heb daarom m’n best gedaan om er die zaken uit te lichten die ook vandaag de dag nog het weten waard zijn.
Om te beginnen gelijk maar het aantal keren dat de vuilnisman langs kwam. Daarover vermeldt m’n boekje dat huisvuil zelfs 3 maal per week, bij ca. 250.000 gezinnen, werd opgehaald. Nog hoor ik het geratel waarmee de vuilnisman zich in die tijd aankondigde. En nog mooier was het als ik ook even die ratel mocht draaien. Maar 3 keer per week toen tegenover 1 keer per twee weken in de huidige tijd is wel heel opvallend. En reden genoeg om het verhaal over de properheid der Hollanders in het huidige beleid te schrappen.
De vuilniswagens die men in die tijd gebruikte waren voorzien van een grote gesloten afvalbak. Die was afneembaar en werd in z’n geheel op speciale dekschuiten naar de vuilverbranding in Amsterdam Noord gevaren. Zes kubieke meter afval per bak en dat leverde per dag gemiddeld 2500 kubieke meter afval op.

Nu ik toch met getallen bezig ben heb ik er nog wel een paar. Als je alle huisvuilemmers van die tijd naast elkaar zou plaatsen zou er een rij van 100 km ontstaan.
De vuilnisauto’s van de gemeente Amsterdam reden gezamenlijk elke 14 dagen een afstand die gelijk was aan de omtrek van de aarde. En als je alle huisvuil gedurende een jaar op de Dam zou storten, ontstond er een berg met een hoogte van 100 meter.
Nog een aardige is die over sneeuwruimen. Om de stad na een winterse bui met 10 cm sneeuw weer sneeuwvrij te maken moest er 800.000 kubieke meter sneeuw geruimd worden. Dat betekende een sneeuwbal met een middellijn van 115 meter.
De volgende tekst over hulp bij het verplaatsen der vuilnisemmers laat iets zien over het ondernemerschap van de ZZP in die tijd.
Met het in bruikleen geven der nieuwe vuilnisemmers door de stadsreiniging ontstond in Amsterdam een nieuw beroep.
Bij de bewoners meldden zich personen om de vuilnisemmers aan de rand van het trottoir te plaatsen en schoon te houden voor een klein bedrag per week.
Deze dienst van particulieren die den huisvrouwen de moeite bespaart, de dikwijls zwaar gevulde emmers naar beneden te dragen, is in korten tijd ingeburgerd. De emmers worden tijdig buiten geplaatst, waar de Stadsreiniging ze in ontvangst neemt en ledigt. Vervolgens worden de emmers weder door den particulieren dienst naar binnen gebracht.
Vele ondernemende werkloozen hebben hierdoor een broodwinning verkregen en de bewoners behoeven niet met den emmer te sjouwen.
Door burgemeester en wethouders zijn de volgende maximum tarieven vastgesteld:
Voor driemaal afhalen en opbrengen per week 8 cent.
Idem inclusief eenmaal schoonmaken 10 cent per week

Nog zo’n beroep uit die tijd was dat van de schillenboer. In Amsterdam reden er dagelijks ongeveer 300 met paard en wagen door de stad om schillen en groenteafval te verzamelen voor de veehouders in de omgeving.
Deze lieden, vertelde m’n boekje, bekend onder de naam van schillenboeren wonen grotendeels in de randgemeenten als Sloten, Diemen, Nieuwer- en Ouder-Amstel en zijn nog eenvoudige plattelanders, die zelfstandig op bescheiden wijze in hun bestaan trachten te voorzien. De meeste huisvrouwen bewaren dan ook zorgvuldig voor deze gemoedelijke menschen alle groenteafval. De magen der dieren kunnen echter geen glas, messen, scharen of andere scherpe voorwerpen verteren, hetgeen weleens vergeten wordt. En die eenvoudige plattelanders daarom aan het einde van hun dagelijkse rit maar weer aan het werk om al die vergeten aardappelschilmesjes er uit te halen. Wat mogelijk toch weer een boterham bood aan een andere plattelander om op bescheiden wijze wat bij te verdienen.

Zoals ik al zei belooft het voorwoord dat het boek allerlei gegevens bevat en bladerend kwam ik dus ook zaken tegen die niet met de reinigingsdienst te maken hebben. Over de haven van de hoofdstad bijvoorbeeld en dat er 7 rederijen waren die lijndiensten onderhielden op zo’n beetje alle werelddelen. Ze zijn allemaal verdwenen, de KNSM, de Koninklijke Hollandse Lloyd, de Stoomvaart Maatschappij Nederland en op de plaats waar ooit de Oranje, vlaggenschip van de SMN, aanmeerde staan nu de flats van een nieuwe woonwijk.
Over de KLM wordt vermeld dat het een der oudste luchtvaartmaatschappijen ter wereld was. Haar machines vlogen over alle werelddelen waarbij per jaar meer dan 5 miljoen kilometer werd afgelegd. Dat lijkt veel maar stelt ten opzichte van de afstanden die nu worden afgelegd waarschijnlijk niets voor.
Naar Indië vertrok ieder dinsdag, donderdag en zaterdag een vliegtuig naar Batavia. Met enige trots wordt vermeld dat het mogelijk was om binnen 14 dagen schriftelijk antwoord te ontvangen op een brief naar het verre Oosten omdat ‘zoowel de heen- als de terugreis nog geen 6 dagen duurt’.
Op pagina 36 en 37 worden de voornaamste radiozendstations vermeld. Hilversum 1 op 1875 en 415 meter. Hilversum 2 op 301,5 meter. Hadden wij thuis al een radio in die tijd? Natuurlijk hadden we een radio, eentje van meneer Philips die was voorzien van een grote verlichte schaal waar de namen van alle radiostations op waren vermeld. De beide Hilversummen maar ook Praag, Stockholm, Lahti, Wenen en nog veel meer. Geen FM-ontvangst, die moest nog worden uitgevonden. En ook geen mogelijkheid om de belangrijkste stations voor te programmeren. Je zocht het station van je keuze op door aan de rechterknop op het toestel te draaien en de wijzer achter de schaalverdeling op het gewenste station te plaatsen. Op ons toestel zat ook een zogenaamd kattenoog dat fel groen oplichtte als je optimaal op een zender was afgestemd.
Nummerborden van auto’s in die tijd. Ook zoiets waarin werd afgeweken van ons huidige systeem. Het aantal auto’s was in die tijd nog maar gering en nummers werden uitgegeven door de provincie die hun eigen letter aan het nummer toevoegde. Voor Noord-Holland werd daarbij de letter G gebruikt. Bijvoorbeeld G8571. Voor de provincie Utrecht was een L, voor Zuid-Holland een H enzovoort.
Een onderwerp als hondenpoep kon natuurlijk niet ontbreken. Waarschijnlijk had de schrijver van dat onderdeel daar net in getrapt toen hij met de volgende tekst bezig was.
Het is onbegrijpelijk en onverantwoordelijk dat men maar al te vaak honden aan de lijn voor de deur van anderen, hun behoefte laat doen. Van verschillende zijden, ook door buitenlandsche bezoekers, wordt over deze ergerlijke gewoonte in Amsterdam terecht zeer geklaagd. Reden genoeg om voortaan de hond voor het doen van zijn behoeften tot naast den trottoirband te geleiden. Zo is dat dacht ik bij het lezen van zijn tekst. En dan hadden ze het nog over maar 25000 honden, dat wil zeggen, zoveel hondenvergunningen waren er uitgegeven. Kan je nagaan hoe het er nu aan toe gaat. Ik maak me sterk dat er tegenwoordig wel een kwart miljoen van die beesten worden uitgelaten. Die hebben een baas die het in een zakje doet zeg je? Misschien doet een aantal dat maar m’n dagelijkse wandeling toont een ander beeld. Nu ik het daar over heb moet ik even een ander verhaal kwijt. Gisteren fietsten wij in het Amsterdams Bos richting boerderij Meerzicht en op het fietspad, voor ons, liep een viertal bosbezoekers naast elkaar met honden. Een voor ons fietsende mevrouw aarzelde om ze te passeren. Bellen hielp niet en half over het gras rijdend besloot ik het stel te passeren.
Met “U wandelt op het fietspad” probeerde ik ze op het naastgelegen pad voor de voetgangers te wijzen maar dat had ik beter achterwege kunnen laten.
“Purdon, dat maoken wij self wel eut” gevolgd door nog wat tekst die het ergste voor mijn toekomst deed vrezen.
Het leken me geen zakjesgebruikers en dat was in dit geval misschien wel gelukkig want niets lijkt me zo onsmakelijk als een uit elkaar barstend zakje met hondenpoep dat in mijn nek belandt.
Ik laat de raadgevingen hoe te handelen bij ratten, muizen, vliegen, vlooien en luizen maar voor wat ze zijn en ga over naar de feesten en gebruiken. Sinterklaas, Kerstmis en Koninginnedag passeren de revue.
De tot verhooging der kerststemming gediend hebbende boompjes mogen los bij den huisvuilemmer worden afgegeven en behoeven dus niet op den weg of in de gracht terecht te komen. Als schooljongens wisten wij nog wel een betere bestemming. Aanbellen bij de huizen en vragen of we de kerstboom mee mochten nemen. En dan ’s avonds als het donker was zo’n grote stapel in de brand steken op het landje waar nu de nieuwe RAI staat. Wat was geluk toen toch gewoon.
De luidruchtige viering van ‘Hartjesdag’ (met veel vuurwerk, fikkies stoken en vechtpartijen) op de derde maandag in augustus was toen al op z’n retour en bestaat tegenwoordig niet meer. Datzelfde geldt voor de luilakviering op de zaterdag voor Pinksteren.
Plezierig voor m’n portemonnee waren de posttarieven van toen. Binnen de stad betaalde je voor een brief tot 20 gram 3 cent. Buiten de stad maar binnen Nederland 5 cent. Naar België 10 cent en de andere buitenlanden 12,5 cent.
Nog even terug naar de dagelijkse zorg van meneer Noppen, het schoonhouden van de stad. Wat werd er nou precies van de inwoners van de stad verwacht en wat werd als een overtreding van de gemeentelijke wetten op dat gebied beschouwd? Een hele lijst waarvan ik er een paar noem. De opsporing was opgedragen aan de inspecteurs, brigadiers, agenten van politie en ambtenaren der Stadsreiniging.
Om met een kleintje te beginnen, je mocht geen overvolle vuilnisemmers buiten zetten. Ja, maar als ie nou toch overliep? Niks mee te maken. Dan vraag je maar aan je buren of die nog ruimte hebben. We maken er geen bende van op straat. Daarmee is de toon gelijk gezet.
En er waren ernstiger vergrijpen. Bijvoorbeeld afval uit het venster naar buiten werpen. Niet toegestaan net zomin als je afval, meubilair e.d. in de gracht mocht gooien. Ik kan me hier iets bij voorstellen. We reden ooit door een kleine Chinese stad en toen viel er plotseling een zak vol zal etensresten vlak voor onze bus op straat. De resten FuhYonghai zaten nog net niet op de voorruit.
Wat je met je verlopen entreekaartjes of tramkaart moest doen werd niet vermeld maar je mocht ze in ieder geval niet weggooien op straat. En dat gold natuurlijk ook voor ouwe kranten en papier.
In het verlengde daarvan zal wel het verbod op het vervoeren van slordig verpakte goederen moeten worden beschouwd. Als je die goederen dan ook nog een keer slordig op straat ging uitpakken kreeg je er nog een tweede bon overheen.
Ik heb er nog eentje die dan wel niet als overtreding werd vermeld maar waarvan het verband me in eerste instantie ontging.
“Als de straten niet worden verontreinigd, kunt U gemakkelijker Uw huis schoonhouden”.
Zouden ze soms bedoelen dat je …ah, ik heb ‘m. Die moet afkomstig zijn van die schrijver die op de vorige bladzijde net in de poep had getrapt. En inderdaad, het schoonmaken van de onderkant van een schoen, met een satéprikker vanwege die profielzolen van tegenwoordig, behoort niet tot mijn favoriete bezigheden.
Zijn we tegenwoordig zoveel helderder geworden dat al die maatregelen en voorschriften niet meer nodig zijn? Of waren ze 70 jaar geleden niet zo bij de tijd?
Een mogelijk antwoord op die vraag vond ik op bladzijde 31. Die geeft namelijk een tabel met de tijd in andere landen weer. En let nu even goed op: Als het toen in Amsterdam 12 uur ’s middags was, dan was het in Batavia 19 uur 10 minuten 28 seconden.
Zal wel zal je denken, dacht ik ook, en ik keek vervolgens naar België. Moet toch dezelfde tijd hebben was m’n veronderstelling. Niet dus. Bij onze zuiderburen zou het dan 11 uur, 40 minuten en 28 seconden zijn. En dezelfde tijd gold voor Engeland, Frankrijk, Spanje.
Duitsland, Denemarken, Italië, Noorwegen, Polen, Zweden en Zwitserland weken daar weer vanaf dat wil zeggen daar was het een uur later, 12 uur, 40 minuten en 28 seconden om precies te zijn.
Vroeger of later noemde ik daarom deze aflevering van C’est la Vie. Omdat het in ons land later was dan bij sommige buren. Of vroeger dan bij andere buren. Ik kon natuurlijk niet laten om de oorzaak van deze wonderlijke verschillen te achterhalen en dat bleek simpeler dan ik dacht. Nederland deed gewoon niet mee met een in Europees verband genomen besluit in 1909 voor een Midden Europese tijd.
De reden? Hollandse koppigheid of eigenwijsheid waarschijnlijk waardoor men de voorkeur gaf aan de eigen zogenoemde Amsterdamtijd.
De oorlog maakte ook aan deze vreemde afwijking een eind en vanaf 16 mei 1940 is het in Nederland net zo laat als in Berlijn, Parijs of Brussel.

10 oktober 2010
erJeetje

 

10-10-10
Ruud Jansen

 

Terug naar de vorige pagina <<