Ingezonden bijdrage van Frans Zuurveen

Terug naar de vorige pagina <<

 

index ingezonden

Nederland

Pagina van Frans Zuurveen

Amstelkade

De Amstelkade was ooit een deel van mijn leven, mijn jeugd. Al was ik geboren in de Waalstraat, dicht bij de hoek met de Amstelkade tegenover een soort garage en schuin tegenover de Waalkerk. Hieronder een foto uit ons voorraam, genomen in 1935, toen ik er nog niet was maar wel op stapel stond. Leuk die oude auto's op het plaatje en die vaag zichtbare dames in boezeroen. Links in de hoek - net niet zichtbaar - het Groene Bruggetje, dat toen nog in het verlengde van de Waalstraat lag. In 1938 verhuisden we naar de Amstelkade, naar nummer 76 om precies te zijn. We woonden op twee hoog en het donkere trappenhuis bereikte je via een groot portiek. De voordeur opende je met een loper, die je zo bij een ijzerwinkel kon kopen. In dat portiek is nog steeds een gedenksteen gemetseld met “Eerste steen gelegd door Gerrit Franssen, oud dertien jaar...”.

Frans Zuurveen
een foto uit ons voorraam, genomen in 1935

Ons portiek was een geliefde “vrijplaats”. Toen ik al “groot en flink” was, werd er heel laat lang en aanhoudend gebeld. Iedereen in huis schrok wakker en ik werd erop uit gestuurd om het onraad te lijf te gaan. Beneden deed ik de deur open en daar zag ik het meisje van een paar huizen verderop innig verstrengeld met een manspersoon. Ze schrokken geweldig en zij zei verward: “U kat vou” maar ze bedoelde dat ze bezorgd was over mijn gezondheid.

Frans Zuurveen
iets onder het midden “ons” portiek

Hierboven iets onder het midden “ons” portiek. We keken mooi over het water en op de Jozef Israëlskade, die in de oorlog Tooropkade heette, omdat de schilder Israëls een jood was.
 
Hieronder het uitzicht uit ons raam met iets links op de kade de ijzeren, typisch Amsterdamse “krul” oftewel grotemannen-pisbak. Aan de kade lagen dikwijls boten van de stadsreiniging, waarin vuilnisauto’s hun kwalijk riekende inhoud stortten. In de oorlog voerde de Duitse Luftwaffe daar stukgeschoten vliegtuigvleugels aan, die in het (oude) RAI-gebouw in de Ferdinand Bolstraat werden gerepareerd. Ik herinner mij het geribbelde plaatwerk, dat karakteristiek was voor de grote Junker bommenwerpers van de Duitsers.

Frans Zuurveen
typisch Amsterdamse “krul” oftewel grotemannen-pisbak

De oorlogstijd bracht honger, vooral in het laatste jaar. En ik weet nog dat enkele huizen verder de joodse familie Slab woonde. De oma in het gezin wachtte het moment niet af waarop ze allemaal zouden worden weggehaald, want op een kwade dag werd ze dood uit het water gevist. Als jochie van een jaar of zeven stond ik daar met mijn neus bij, niet wetend dat dit een tragisch gevolg was van de Endlösung. Op onze rustige Amstelkade zocht en vond een joodse vrouw haar eigen oplossing.

Twee keer ging mijn moeder met haar gammele fiets naar het oosten van het land om daar eten voor het gezin te halen, want daar lagen de “roots” van mijn ouders. Wat een moeilijke beslissing moet dat voor mijn vader zijn geweest. Hij liet háár gaan, maar als hij de barre tocht zou maken, was hij zeker opgepakt voor de Arbeitseinsatz. Eind van de oorlog was ik met mijn negen jaar zwaar ondervoed en mocht bij familie buiten Amsterdam op verhaal komen.

Vooral koude winters blijven in herinnering. Natuurlijk de gruwelijke Hongerwinter van 44-45. Maar ook de winter van 1947, waarin we heel lang op de gracht konden schaatsen. Hieronder  het gezin in de sneeuw met het huis achter ons. Mijn vader maakte de foto, want van een zelfontspanner hadden we nog nooit gehoord. Diezelfde winter werd er ook een prinsesje geboren: Maria Christina, eerst Marijke later weer Christina genoemd.

Frans Zuurveen
het gezin in de sneeuw met het huis achter ons

Op school - ik zat toen in de vijfde klas van de Van Lennepschool op het Reggeplein - werd dat op grootse wijze gevierd. We trokken met de klas onder leiding van onderwijzer Leibrand naar - waarschijnlijk - het RAI-gebouw, waar alle schoolkinderen werden getrakteerd. De foto hieronder laat zien hoe we over de Noorder Amstellaan marcheerden, gewapend met wapperende vlaggen. Dat mocht toen weer.

Frans Zuurveen
over de Noorder Amstellaan marcheerden

Ik groeide groter en mocht in de zesde klas kleinere kinderen helpen oversteken. Als klaar-over kreeg ik een levensecht spiegelei op een stok en een witgekalkt koppel over een schouder. De foto hieronder toont mijn activiteiten op de kruising van de Amstellaan met de Rijnstraat. Let vooral op de taxi’s op de achtergrond. Echt puur gevaarlijk was dat vrijwilligersbaantje niet, want die taxi’s stonden voornamelijk stil en de tijd dat iedereen minstens één auto zou bezitten, lag nog ver voor ons.

Frans Zuurveen
Klaar-over: mijn activiteiten op de kruising van de Amstellaan met de Rijnstraat

Mijn vader kocht jaren later een Solex en hij zei wel eens: “In Amerika heeft ieder gezin een auto en dat gaat bij ons ook gebeuren”. Inderdaad, nog wat jaren later kocht hij een Volkswagen standaard, met niet-gesynchoniseerde versnellingsbak. Wat een lawaai maakte dat ding als je vergat tussengas te geven.

In die tijd had bijna iedere hoek van een huizenblok een winkel. Als je van ons huis omhoog liep richting Groene Bruggetje, kwam je op de hoek van de Waalstraat bij de melkzaak van Mevrouw Bosse. Dat was een vriendelijk - in mijn ogen - oud mens met adertjes in haar bolle gezicht. Het rook er altijd naar zuivel en zeep, want Mevrouw Bosse en haar dochter Annie hadden reinheid hoog in het vaandel. Annie Bosse reed door weer en wind stoer met haar melkkar de wijk rond en verkocht melk die zo uit de melkbus werd getapt. Die moest dan onmiddellijk worden gekookt, wat meestal gepaard ging met òf overkoken òf aanbranden.

Achter ons in de IJselstraat woonde fietsenmaker en stallingbaas Mirani. In die tijd zette bijna iedereen zijn fiets in een rijwielstalling. Toen ik twaalf was, kreeg ik de oude fiets van mijn vader, die zelf een spiksplinternieuwe Fongers kocht. Dolgelukkig was ik met mijn fiets. Ieder jaar smeerde ik er een nieuwe laag zwarte lak op en ik reed ermee naar de middelbare school in de sjieke Apollobuurt. Ik mocht soms een karweitje doen voor Mirani, zoals een frame wegbrengen, waarvoor ik dan een kwartje kreeg. Hij vertrouwde me later zelfs het beheer van de stalling toe als hij een vrije avond had. Ik weet nog dat aan het begin van de stalling een bord hing met de volgende boodschap:

    Heeft u de stalling reeds voldaan
    dan kunt u rustig verder gaan.
    Mocht dit echter niet zo zijn,
    doe het eerst, het bedrag is klein


Inderdaad, voor een gulden en een kwartje had je je fiets een hele maand bij Mirani onder dak. Dat leek weinig, maar voor zeven en een halve cent kon je als kind met de tram naar het Centraal Station. In die tijd was een fiets nog een simpel vervoermiddel zonder toeters en bellen. Het ding was altijd zwart en had een Torpedo-terugtrapnaaf. Niks versnellingen en niks fietscomputer. Wat was het technische leven toen eenvoudig!

Frans Zuurveen - 28 augustus 2006

E-mail: fransz.tekstadviezen (at) hetnet.nl

omhoog

Terug naar de vorige pagina <<