DE MUUR IN DE
ALBLASSTRAAT
Dwars door de straat waar ik
woonde, liep een onzichtbare muur. Een muur die er voor
zorgde dat de bewoners aan de ene kant van de straat
volkomen gescheiden leefden van die aan de andere kant van
de straat. Die straat was : de Alblasstraat.
Mijn ouders verhuisden na mijn geboorte naar de
Rivierenbuurt, naar een vijfkamerwoning in de Alblasstraat.
Dit in 1935 klaargekomen huis, was eigendom van de
Woning Stichting Patrimonium. In de huurovereenkomst, die
mijn vader indertijd tekende lees ik: huurprijs ƒ27,80.
Boven dit bedrag moet ƒ0,85 per maand worden betaald voor
huur geiser en ƒ0,45 voor het
reservefonds voor eventuele verliezen. Het reglement bestaat
uit 23 artikelen, waaronder de verplichting het gehuurde
rein en zuiver te houden. Een term die heel goed paste bij
de, meest gereformeerde, huurders in die tijd.
De ene kant van de Alblasstraat bestond uit “Patrimonium”
huizen en de andere kant uit huizen van de
Woningbouwvereniging “Het Oosten”.
Daar tussen liep die grens, die niemand overschreed op één
uitzondering na, de fietsenstalling. De stalling, waar wij
onze fietsen stalden, was namelijk onder het roomse blok
gebouwd. Mijnheer de Groot was daar de (katholieke)
beheerder van. Een heel aardige man, wat nog al verwarrend
was voor mij als kind.
Op zondag leek het even, als je niet beter wist, of we samen
op weg gingen. Beide zijden der straat stroomden de
Uiterwaardenstraat in, maar dan sloeg “Patrimonium” links af
richting Waalkerk en liep “het Oosten” door naar de
Thomas van Aquinokerk in de
Rijnstraat.
Liep je de andere kant de straat uit, dan was daar een
woeste leegte. En waar is het nu heerlijker opgroeien voor
een kind dan aan de rand van alles.
We groeven er kuilen, bouwden er forten en stookten er
vuurtjes waar we aardappelen op poften.
Deze onïngevulde vlakte noemden we “het Zandland”. Even
verder was “het Moeras”. Daar achter lag de (zondagse)
Zuidelijke Wandelweg, waarlangs water dat van de Boeren
Wetering naar de Amstel liep. In mijn herinnering was
het daar elke winter volop schaatspret. Ik voel nog de harde
bobbels van het bevroren zandland onder mijn voeten als je
terugliep van het ijs naar huis.
Zomers was de grote trekpleister het ”De Mirandabad”. Vooral
het z.g. zonneveld was de plek waar we als teeners elkaar
ontmoetten. Het dames- en herenzwemmen was toen nog
gescheiden.
's Avonds was
“Joko”, de ijssalon in de Rijnstraat zo’n ontmoetingsplek.
Laatst liep ik door mijn oude buurt. Geen onbebouwde plekken
meer waar je als kind avonturen kon beleven. Alles zag er
goed verzorgd uit, maar veel was nog
het zelfde. Ik liep langs mijn school, de Buchenhagenschool,
die nu Europa College heet. Er stonden prachtige
platanen daar in de
Uiterwaardenstraat. In de knik van de straat was nog steeds
een stalling. Nico van deze stalling
zat bij me in de klas. Het hoofd van de school was mijnheer
Keilstra, een heel klein mannetje. Hij was loens, had een
bochel en gezag!
De
Bugenhagenschool - Uiterwaardenstraat periode 1944-1945
Meer namen schoten mij te binnen, Ina die bij de Lutherse
kerk hoorde. Op de hoek van de Dintelstraat en de
Uiterwaardestraat woonde de familie Dienske. Met Hannie was
ik een tijd bevriend. Haar vader was de "illegale
baas" van mijn moeder in de oorlog.
Haar vader, Henk Dienske, kwam niet terug uit gevangenschap,
mijn moeder wel.
Wie Rivierenbuurt zegt en de oorlog heeft meegemaakt, kan
niet anders dan aan alle Joden denken
die er indertijd woonden. Ik zag ze op een zondagmorgen uit
hun huizen gehaald worden en in de trams gedreven. Op weg
naar waar?
Wìj staken die Zuider-Amstellaan over,
op weg naar de kerk.
Karolien van Ommen
- 2 februari 2008
e-mail:
ktvanommen(ad)xs4all.nl
(vervang (ad)
door @)
TIP:
Lees ook Ketters
aan de overkant - verzuiling in de Rivierenbuurt >>
|