GEK VAN ZUID
Lang, lang
geleden ben ik in Zuid begonnen. Ik kwam kersvers uit de
provincie, had in Amsterdam een baan gevonden en er een
kamertje gehuurd.
Maar mijn woongeschiedenis heeft zich daarna vooral
afgespeeld in de Binnenstad. Wel 45 jaar heb ik daar
gewoond. Op diverse adressen, bijna altijd met een tuin, en
met wisselend succes. Zo lang in een stadsdeel wonen laat
sporen na.
En door allerlei toestanden, waaronder chronische,
langdurige verbouwingen, ernstige woonoverlast en
bedreigingen, kwam ik een paar jaar geleden weer in Zuid
terecht. In een heel klein huisje in een smalle straat,
maar: toch weer met een tuin. Ik had er alles voor over om
eindelijk rustig te kunnen wonen en in mijn tuin te mogen
werken.
Mijn vredige oudedag leek verzekerd. Ik haalde opgelucht
adem.
Helaas! Na drie weken ontving ik een schrijven van de
woningbouwvereniging dat er binnen afzienbare tijd, ongeveer
drie maanden, aan een ingrijpende en langdurige renovatie
zou worden begonnen. Dat was me niet meegedeeld toen ik het
huurcontract tekende! Terwijl men het al jaren wist.
Ik stortte in.
De renovatie begon na 2,5 jaar. Al die tijd kon ik niets aan
mijn huisje doen – je wilt het toch bewoonbaar en gezellig
maken, maar geen goed geld naar kwaad geld gooien. Terwijl
je een forse huur betaalt. Het huis was vochtig, koud,
zonder voldoende stookpunten of cv, en zeer onpraktisch
ingedeeld, er was nauwelijks sanitair en de toegang was
pikdonker, slecht onderhouden en ronduit smerig. Het stonk
er.
Maar: ik had mijn tuin.
En mijn achtertuinbuurvrouw, Janneke. We zochten elkaar in
de zomer ’s avonds op via een paadje dat ik had aangelegd
tussen steenhopen. Janneke had een heus prieel aangelegd,
met een vuurpot die op gel brandde, zodat er geen
rookoverlast ontstond. Onder het bladerdak van hoge,
majestueuze esdoorns hebben we tijdens lange zomeravonden
menig glaasje gedronken en eindeloos gepraat, over onze
wederzijdse passie, kunst, taal en vertalen. En natuurlijk
de tuinen en planten. Het volgende vers heb ik geschreven
als hulde aan de onvergetelijke zomeravonden in mijn tuin in
Zuid.
Esdoorn
De esdoorn schudt zijn kruin
doet al zijn blaadjes suizelen
avondzon steekt zijn stralen door het loof
dan stilte - in de verte koert een duif
een vliegtuig ronkt vaag, hoog
tussen de trage wolken in het blauw.
een ogenblik als dit maakt alle dagen goed
van tegenslag, van droefheid, rouw
om wat verloren ging, verkeken is
om eindigheid, herinnering.
afscheid doet pijn
maar altijd zal er zoetheid zijn
zoals dit ogenblik
waarop de esdoorn schudt
een vliegtuig ronkt
de vogels schreeuwen
en de zon langzaam verdwijnt.
Leentje Lemmens 2005
Mijn tuinen
Er was een voortuin van 5 x 5 en een grote achtertuin.
Liefst 15 x 6 meter had ik tot mijn beschikking. De ene kant
lag in de schaduw, maar het grootste deel had middag- en
avondzon. Aan de schaduwzijde stond een rieten schutting,
die zwaar was begroeid met verschillende soorten klimop.
Ik maakte een plan. Allereerst vroeg ik een bodemonderzoek
aan. De buren beweerden dat er nooit iets zou groeien – er
was vervuilde grond gestort bij de vorige renovatie, bijna
30 jaar terug en er zat klink in de grond.
De uitslag was echter niet ongunstig. Men adviseerde me
Ecostyle tuinmest door de grond te werken, aangevuld met
patentkali of vinasse. En wat compost.
De voortuin kreeg ochtendzon. Ik liet de ligusterhaag en de
hibiscusstruiken hoog groeien, zette een bankje neer,
plantte gladiolen en klimrozen en liet verder opkomen wat er
wilde groeien en bloeien. Zoals solidago en campanula.
Langs de achtergevel van het huis lag een terras, onder het
balkon van de bovenburen. Er was uitsluitend gras, dat als
voetbalveldje was gebruikt. Achterin lagen hopen bakstenen
als doel. Daar stonden ook de hoge bomen.
Ik wilde dat gras stukje bij beetje weghalen. Een
vriendelijke jongen bij het tuincentrum herkende mijn
probleem en hij raadde me aan de grond in gedeelten om te
spitten en er brekerzand en compost door te werken.
Het werd herfst, en ik kocht een groot aantal bloembollen –
narcissen, crocussen, sneeuwklokjes, druifjes, kievitseitje,
scilla - en lelietjes van dalen. Aan de schaduwkant plantte
ik een paar hortensia’s, camelia japonica en monnikskap, en
aan de zonkant een aantal heggerozen, haagbeuk,
kamperfoelie, clematis, malve en lavatera, laurier, een
buddleia, en de beeldschoon bloeiende cistus purpureus. En
veel lavendels.
Van de bakstenen maakte ik paden en plantenbakken. Mijn neef
uit Limburg gaf me diverse soorten wilde geraniumstekken en
ik vulde de borders aan met bodembedekkers, zodat de aarde
niet uitdroogde.
In het voorjaar begon ik met de aanleg van een kruiden- en
moestuintje. Ik hoogde een kuil op waar regenwater in bleef
staan dat van het dak lekte, en legde een schaakbord van de
vele aanwezige plavuizen, zodat er vierkante vakjes
ontstonden. En een langwerpig vak voor sla, aardappels,
wortels, uien, knoflook, tomaten en aardbeien.
Aangemoedigd door het succes plantte ik een vijgenboompje,
en zette een oleander en een olijfboompje op het terras.
Ja, van die tuinen in Zuid heb ik genoten!
In de buurt viel ik echter niet in het goede vakje. De
meeste, voornamelijk oudere mensen wendden het hoofd af – ik
was een nieuwkomer en niet zo duidelijk te plaatsen. Als ik
de haag van mijn voortuin stond te knippen, wilde er nog wel
eens iemand een babbeltje maken. Maar ja – de vorige bewoner
hield die haag altijd lekker kort, en het tuintje was toen
betegeld, waarom wilde ik die haag zo hoog en wild hebben?
en wat moest ik met al die bloemen? Een enkeling had begrip.
Natuurlijk was ik niet de enige die reden tot klagen had. De
mensen in de buurt hadden al jarenlang heel veel redenen tot
klagen, maar ze waren niet erg mondig en ze waren bang.
Toen er een brief in de bus lag van mijn politieke partij,
of ik me kandidaat wilde stellen voor de
Deelraadsverkiezingen, aarzelde ik dus geen moment.
Misschien dat ik dan iets zou kunnen doen.
Ik kwam op nummer twaalf te staan! Niet gek, maar ik ben
helaas geen vergaderbeest, ik heb in het verleden wel
incidentele klussen geklaard, maar ik ben toch niet in een
werkgroep voor Zuid gaan zitten.
Wel heb ik van me laten horen aan de Deelraad en andere
instanties.
Intussen werd ik lid van een erg leuke tennisclub in Zuid.
Heerlijk om er twee keer in de week te gaan spelen met de
senioren. Daar blijf ik lid zolang ik kan.
De laatste anderhalf jaar van mijn driejarige verblijf in
Zuid – ik wist toen nog niet dat ik op een dag weer weg zou
kunnen - werden getekend door de aanwezigheid van
bouwsteigers, en van overlast door een volslagen gestoorde
buurman van driehoog- achter. De man stond in de buurt al
slecht bekend – hij viel voortdurend vrouwen lastig en hem
werd de toegang tot bepaalde etablissementen geweigerd.
Op een dag werd er een zware, ouderwetse ijzeren
huishoudtrap over de balkonrand naar beneden gegooid, op
mijn terras. In de tijd daarna werden er matrassen omlaag
geworpen. Een televisietoestel, en een schemerlamp. Er
werden volle vuilniszakken bij mij op de deurmat gezet. De
brievenbus werd dichtgelijmd. Ik kreeg voortdurend vanuit
een raam op driehoog commentaar op mijn rijgedrag als ik
mijn auto parkeerde. En daarna begon het erger te worden –
er werd ontzettend lang aangebeld, en keihard op mijn
voordeur gebonkt. En toen ik nergens op reageerde, begon
deze figuur dreigende taal te uiten en me te stalken. Dat
deed hij ook met andere vrouwen uit de buurt. We konden niet
meer gewoon naar de supermarkt. Ik kreeg smerige briefjes in
mijn bus, en op een dag werd het zo onhoudbaar dat ik de
politie en de GGD heb moeten bellen.
Intussen had ik de woningbouwvereniging en andere instanties
al uitvoerig ingelicht. Niet dat het veel hielp.
Wel heb ik veel hulp en ondersteuning gehad van de politie.
Zij waren het die me bijstonden toen het op een dag finaal
uit de hand liep, en ik heb altijd op hun bijstand en begrip
kunnen rekenen. Ook in praktische zin. Hulde aan de politie!
En ook aan de vrouwen daar.
Op een dag kreeg ik de unieke kans om terug te gaan naar de
Binnenstad. En ik ben spoorslags teruggegaan.
Want daar heb ik mijn wortels.
En daar blijf ik wonen tot mijn laatste snik. Mijn balkon op
6-hoog, op het noorden, staat alweer vol planten.
Maar ik blijf terug gaan naar Zuid – in de zomer, om er bij
die oergezellige club te tennissen!
Amsterdam, 14 november 2009
Leentje Lemmens
Terug naar de vorige pagina << |