CHILD SURVIVOR
Mijn allereerste
herinnering is dat ik in de box zit met nog een ander kindje
er bij. Ik kijk door de spijlen van de box en zie allemaal
knieën. Zo'n 50 jaar later vraag ik aan mijn moeder: 'Weet
jij wanneer dat was?'. Ze kijkt me heel vreemd aan en zegt:
'dat was de dag dat je een half jaar werd'. Dat moet op 4
november 1938 geweest zijn. We vierden dat, je was heel
bijdehand en zat al toen je een half jaar was. Ik kon het
bijna niet geloven.
Mijn opa Kwetser, de
vader van mijn moeder, was heel erg politiek geëngageerd. De
vooroorlogse vluchtelingen uit Polen en Duitsland werden
door hem en mijn oma opgevangen. De koffiepot stond altijd
op het vuur te pruttelen om de mensen te verwelkomen.
Mijn moeder Jeanette en haar zuster Bertje gingen naar
dansles, waar Bertje haar toekomstige echtgenoot Henk
Ladiges leerde kennen. Henk had een gebroken geweertje op
zijn revers, waarop Bertje zei: 'wat een leuk broche heb je
op”, waarop hij antwoordde dat ze niet wist wat het
voorstelde. Dus wel, want ze waren beiden van dezelfde
politieke overtuiging.
een gebroken geweer staat symbool voor
het antimilitarisme
Mijn moeder leert ook mijn vader kennen op dansles. Maar
zijn ouders waren anders ingesteld en er was
'standsverschil'. Mijn opa Kwetser was een timmerman en opa
Gerritse was makelaar in tabak. Mijn vader werkte bij hem op
kantoor.
klein meisje op autoped = in de P.L. Takstraat voor de
deur van mijn tante Bertje
Mijn vader en moeder
mochten niet met elkaar trouwen vanwege dit
'standsverschil'. Omdat het verzet tegen een huwelijk tussen
mijn vader en moeder groot was, besloten ze om een kindje te
maken. Toen ze eenmaal wisten dat mijn moeder zwanger was
moest er onmiddellijk getrouwd worden. Dat was in oktober
1937 en op 4 mei 1938 werd ik geboren.
Mijn ouders kregen een flat in de Pythagorasstraat in
Amsterdam Oost. Ik herinner me daarvan dat ik de straat erg
hoog vond. Ik liep met 1 jaar als een kievit en keek dan
tegen de hoogte op en vond het heel hoog.
Later daar teruggekomen bleek dat helemaal niet zo hoog te
zijn, maar als je klein bent lijkt alles groter. Ik kan de
flat nog uittekenen.
Doordat mijn opa Kwetser zich zo met de vluchtelingen
bezighield hoorde mijn familie wat er zich zo afspeelde in
Duitsland en Polen. En wat ze hoorden was niet mis. Toen de
oorlog dan ook uitbrak wilde mijn moeder absoluut geen
andere kinderen meer, dus bleef ik enig kind.
met poppenwagen in de Stadionweg
De oorlog zette zich
voort en er kwamen steeds meer verordeningen tegen de Joden.
Door mijn tante Bert en haar vriend Henk, die zich inmiddels
hadden aangesloten bij de ondergrondse Lekstraat-groep, werd
ons aangeraden om te gaan onderduiken. En op de dag dat we
dat zouden doen, dat moet in juli 1942 geweest zijn, wilde
mijn vader toch nog even naar het makelaarskantoor dat in de
Nes was, om nog was dingen te organiseren. Op zijn weg terug
via de Dam werd hij opgepakt. Het was een van de eerste
razzia's in Amsterdam. Het was hoogzomer. Hij droeg wel zijn
colbertjasje met de ster er op, maar gedurende het transport
was er een meisje dat het koud had. Mijn vader heeft zijn
jasje aan het meisje gegeven. In Auschwitz aangekomen had
hij dat jasje niet aan, dus droeg geen ster en werd voor
'straf' meteen naar de gaskamer gezonden.
met kinderen op muurtje is waarschijnlijk genomen op de
dag in 1948 dat Prinses/koningin Juliana naar het Olympisch
Stadion ging (dit i.v.m. de spelen t.g.v. de overname van de
troon door Juliana)
Toen mijn vader op de dag
van de razzia niet thuis kwam, wist mijn moeder wel hoe laat
het was. We zijn die dag niet ondergedoken, totdat op een
dag twee 'heren' voor de deur stonden die ons kwamen halen.
Ik lag te slapen en mijn moeder wilde mij niet wakker maken,
waarop die twee zeiden dat ze me maar wakker moest maken.
Mijn moeder heeft zich toen laten flauw vallen en de 'heren'
gingen een dokter halen. Het bleek dat ze onze huisdokter
hadden gehaald, die tegen de 'heren' zei dat ze even de
kamer uit moesten, nadat ze hadden geholpen mijn moeder op
bed te leggen. Mijn moeder vertelde hoe die ene, die de
dokter hielp, haar een zwieper aan haar benen gaf, zodat ze
op het bed plofte. De dokter had onmiddellijk in de gaten
wat er aan de hand was en fluisterde mijn moeder in het oor
dat we die dag niet weg zouden gaan. De dokter vertelde de
'heren' dat mijn moeder een ernstige ziekte onder haar leden
had en dat ze niet vervoerd kon/mocht worden. Ze zijn
afgedropen en op dat moment besloot mijn moeder dat het tijd
werd om onder te duiken.
We zijn allereerst in de
Mesdagstraat in Amsterdam terechtgekomen. Ik herinner me dat
ik op een zolderkamertje sliep. Ik had altijd het idee dat
er mensen over de daken liepen, maar dat ik me dat
verbeeldde. Later hoorde ik dat er inderdaad mensen over de
daken liepen en zo in contact met elkaar bleven.
Dit was dus mijn allereerste verblijf in Amsterdam Oud Zuid.
Hoe lang we daar zijn geweest weet ik niet precies, maar we
zijn later naar Den Haag gegaan bij een familie in de z.g.
Schilderswijk. Op een gegeven moment werd de Schilderswijk
Sperrgebiet en zijn we met de familie naar Scheveningen
geëvacueerd. Er was daar een 'lek' en moesten we terug naar
Amsterdam. Ik was hevig ziek met roodvonk en iemand in de
trein raadde mijn moeder aan om mij maar gauw in bed te
stoppen en mijn moeder dacht 'waar?'. Wij zijn toen bij
Marlies, een Duitse dame, terecht gekomen, die contact had
met Henk van de Lekstraatgroep, maar konden daar uiteraard
niet blijven. Marlies deed heel gevaarlijk werk door met de
ondergrondse samen te werken. Ze woonde op een van de lanen
in de Rivierenbuurt samen met haar vriend Bruno, die ook bij
de Grüne Polizei werkte.
De ondergrondse vond het toen beter dat mijn moeder en ik
uit elkaar gingen, want met zijn tweeën onderduiken vonden
ze te gevaarlijk worden en bij Marlies blijven was geen
optie. Bruno wist niet precies wat er aan de hand was in de
flat van Marlies. Dat er 'iets' gebeurde had hij wel in de
gaten, maar er werd absoluut niet over gesproken en Bruno
heeft altijd zijn mond gehouden.
met ouderen zittende op de Olympiaweg in afwachting van
het voorbij gaan van Juliana (zie dezelfde kleding als de
kinderen op het muurtje).
In april 1944 kwam ik in
Heemstede bij een kinderloos echtpaar.
De dag dat ik in Heemstede aankwam vertelde ik dat ik op 4
mei 6 jaar zou worden en dat ik dan naar school kon. Ik
dacht dat je op de dag dat je 6 werd meteen naar school
mocht. Gelukkig kon ik na de grote vakantie toch wel een
beetje naar school en ontmoette een vriendje dat in de
waterleidingduinen woonde. Zijn vader was daar de chef,
zoals dat toen genoemd werd. Cor, mijn vriendje, moest als
we naar school gingen altijd langs het huis waar ik 'woonde'
en kwam me ophalen en terugbrengen van en naar school.
Zodoende ging ik wel eens bij hem spelen. Toen dan ook mijn
pleegouders een Duitse piloot geïnterneerd kregen moest ik
verdwijnen en vroeg mijn pleegmoeder aan Cor's moeder of ik
daar een tijdje kon logeren. Ook heb ik in die tijd nog wel
eens in de Haarlemmermeer vertoefd, maar daar weet ik niet
echt veel van te vertellen, dan dat ze daar een grote
herdershond hadden waar ik panisch voor was.
Ik heb Cor in 2007 via het programma 'Memories' weer
ontmoet. Hij vertelde me dat ik meerdere malen bij ze heb
'gelogeerd', want mijn pleegouders kregen die piloot een
paar keer te geïnterneerd.
Ik was Cor totaal uit het oog verloren. 'Memories' heeft hem
voor me gevonden en het weerzien was fantastisch. Ik moest
ieder jaar aan hem denken, want wij waren een dag na elkaar
geboren. Hij op 5 mei 1938 en ik op 4 mei 1938 geboren. Ik
vond het toch altijd wel heel bijzondere dat je elkaar
totaal niet meer ziet, maar toch steeds aan iemand denkt,
vanwege de speciale verjaardag.
voor de deur van Stadionweg 300hs is met mijn moeder en
mijn onderduikouders uit Heemstede
De bevrijding was
aangebroken. Mijn moeder had toen we uit elkaar gingen tegen
me gezegd dat, zodra de oorlog afgelopen zou zijn, ze me
weer zou komen ophalen. Dat was niet zo'n slimme opmerking,
want ze wist eigenlijk ook niet of ze zou overleven.
Mijn moeder is opgepakt en via het Oranje Hotel in
Scheveningen in Westerbork aangekomen. Daar zag ze tijdens
het luchten ook haar zuster Bertje weer. Ze arriveerden eind
september 1944 in Westerbork. Het laatste transport naar het
oosten was vertrokken, zodat ze beiden de oorlog in
Westerbork hebben uitgezeten.
Zodra ze kon is ze me in Heemstede komen opzoeken, maar kon
me toen niet meenemen, want ze wilde niet terug naar de
Pythagorasstraat omdat daar te veel gebeurd was. Ze heeft me
op een gegeven moment opgehaald uit Heemstede en we zijn bij
mijn tante Bert en oom Henk in de P.L. Takstraat
ingetrokken. Daar kwam de hele ondergrondse cel uit de
Lekstraat nog steeds bij elkaar.
Eind 1945 ben ik met de
organisatie “Redt het Kind” naar Denemarken gegaan. Daar
verbleef ik een half jaar bij ook een kinderloze
Deens/Joodse familie. Dat was puur toeval. Ik zou bij een
andere familie komen en de dame die mij uiteindelijk kreeg,
zou een tweeling krijgen, maar dat vond ze, gezien haar
leeftijd, een beetje te veel. Ze zag mij op een koffertje
zitten in het Centraal Station van Kopenhagen, waar we
allemaal gearriveerd waren en zei dat ze mij graag zou
willen hebben. Daar heb ik een fantastische tijd gehad.
In de tussentijd heeft mijn moeder een flat weten te krijgen
op de Stadionweg 298/1. En zo woonden we in de Stadionbuurt.
met kinderwagen in Discusstraat,
ik weet niet meer wie er in lag.
In 1951 ging ik naar de
L.J. Costerschool in de Karel du Jardinstraat en at mijn
lunch bij mijn tante Bertje, die inmiddels zelf 2 kinderen
had en verhuist was naar het Henriette Ronnerplein. Dus was
ik van de Stadionbuurt weer in Oud Zuid beland, al was het
alleen maar voor 'tussen de middag'.
In de derde of vierde klas van de Olympiaschool kregen we
allemaal een schooltuintje. Dat was over de brug van de
Parnassusweg, over het pad van het zandland naar de
Zuidelijke Wandelweg.
In 1952 is mijn moeder hertrouwd en zijn we verhuisd naar
Stadionweg 300hs. Het huwelijk was verschrikkelijk slecht.
Zodra ik kon ben ik het huis uit gegaan en heb een tijdje op
een kamer in de Vechtstraat gewoond. De 'huizen'-situatie
was heel slecht in die tijd, maar door te ruilen en door te
schuiven, heb ik ook nog een tijdje in de Kinderdijkstraat
gewoond.
Heden - Stadionweg 300 hs
Foto:
Google Streetview
Oud Zuid, de Stadionbuurt en de Rivierenbuurt hebben alle
drie een grote rol in mijn leven gespeeld. Dezer dagen, als
ik vanuit Australië met of zonder mijn man in Amsterdam ben,
mag / mogen we logeren bij mijn neef in de Stichtstraat.
Alweer in de Rivierenbuurt. De Stichtstraat is een prachtig
stukje 'dorp' in de grote stad.
Van Pauline Wesselink kreeg ik de website over “de
Zuidelijke Wandelweg” was ik meteen geïnteresseerd.
Toen er werd medegedeeld dat Oud Zuid en de Stadionbuurt
zouden worden 'meegenomen' in het geheel, werd ik helemaal
enthousiast en heb de website doorgestuurd naar lui waarvan
ik vermoedde dat ze de website ook zouden waarderen.
In de eerste vernieuwde website vond ik de fotogalerie van
de Stadionbuurt. Het is geweldig dat we dat helemaal in
Australië kunnen zien en meebeleven. Ik heb er op
gereageerd, waarop mij werd gevraagd om mijn 'Stationbuurt,
Oud-Zuid, Rivierenbuurt-verhaal' op te schrijven.
Paul en Jos zijn allebei enorm bezig met het oorlogsverleden
van al die zuid-buurten in Amsterdam. Mijn verblijf in die
buurten heeft dus eigenlijk alles te maken met de oorlog.
Als die er niet geweest was, hadden we waarschijnlijk in
Amsterdam Oost blijven wonen.
Bep Gomperts - Gerritse
Melbourne - Australië
18 november 2009
bep
(AD) escapenet.com.au