Ingezonden door Peter Koghee

Terug naar de vorige pagina <<

Pagina van Peter Koghee

<< terug naar index Peter Koghee <<

De familie Zimet

Op m’n zesde jaar, juni 1950, kwam ik in de Borssenburgstraat op nummer 9 boven de fietsenzaak van m’n vader wonen. Een bedrijf tot dan toe van m’n grootouders was geweest. Recht tegenover de fietsenwinkel woonde op nummer 8 de familie Zimet, bestaande uit tante Agi, oom Max en hun zonen Aldo, Ronald en Chaim. Een warm en hecht gezin waar ik regelmatig zomaar even naar binnenwipte en waar ik altijd meer dan gastvrij ontvangen werd. Van de vele herinneringen aan mijn bezoekjes heb ik een aantal op het papier gezet.

Een glijbaan in huis
M. Zimet, Borssenburgstraat 8 huis. Ik trek aan het touwtje dat uit de brievenbus hangt en ik stap naar binnen. In de gang kan ik het geluid al horen dat zich in een vast, staccatoritme, telkens herhaald. rrrrrrrroetzzzzzzz, knip, rrrrrrrrroetzzzzzzz, knip, rrrrrrrroetzzzzzzz, knip, rrrrrrrrroetzzzzzzz, knip……
Als ik de woonkamer van de kamer en suite binnenkom kijkt Tante Agi even op, glimlacht en gaat weer verder met haar naaiwerk. Haast automatisch kijk ik even naar de zijkant van een van de twee kasten, die de voor- en achterkamer van elkaar scheiden. Dit om er zeker van te zijn dat de foto van tante Agi gehuld in atletiekkleding er nog hangt. Wonderlijk, maar die foto van tante Agi ergens op een sintelbaan in een, voor mij, vreemd land heeft voor mij een heel aparte betekenis, zonder dat ik precies zou kunnen uitleggen waarom. Wellicht dat tederheid en wilskracht welke op het gezicht van tante Agi samenkomen mij zo aanspreken.
Mijn blik richt zich nu naar de achtergrond waar in de slaapkamer, ingeklemd tussen de muur en het tweepersoonsbed, een groot tafelblad ligt bekleed met een dikke metalen plaat. Het tafelblad wordt ondersteund door twee ferme schragen elk op tafelhoogte afgesteld.
Oom Max kijkt even op en ook hij knikt. Via de hal en de slaapkamerdeur loop ik naar oom Max toe om te zien wat hij op die tafel aan het doen is.
“Ik maak” zo legt hij uit “een aantal onderdelen voor regenjassen die tante Agi straks in elkaar kan zetten tot een hele regenjas. Kijk hier is een kraag, althans de delen die tezamen een kraag moeten gaan worden”. Oom Max legt een soort halve maantjes van regenjasstof op de tafel en met een kwastje met wat lijm plakt hij twee maantjes met de rug van de stof tegen elkaar aan. Het lijkt nu net of de bovenkant van de kraag van het zelfde materiaal gemaakt is als de onderkant.
“Ik zie daar…. “ en nog voor ik verder kan vragen geeft oom Max al het antwoord. “Dat zijn de delen voor ceinturen, die ga ik straks plakken”. “Waarom plakt u het eigenlijk en stikt tante Agi het niet tegelijk?” “Dat heeft met de stof en de waterdichtheid te maken, het worden immers regenjassen. Eerst plak ik de delen aan elkaar en daarna stikt tante Agi ze verder aan elkaar tot ze een geheel vormen, net zolang totdat de regenjas helemaal klaar is”. “Hoe heet de stof ?” “Gabardine” antwoord oom Max. “En dat plakspul?” vraag ik wijzend op de pot met het kwastje. “Is dat spul hetzelfde als voor een lekke band?” “Ja zoiets” lacht Oom Max om mijn vraag, “het is inderdaad een soort vloeibaar rubber”. “Kan u dan geen waterdichte binnen- en buitenbanden voor m’n vader maken?” grap ik.

Tante Agi onderbreekt haar werk even en staat op van achter haar naaimachine. “Moet je wat drinken?” ““Nee tante Agi.” Wil je wat eten?” “Nee tante Agi.” “Weet je het zeker?” “Ja tante Agi.” “Als je niet eet of drinkt wordt je ziek weet je dat wel?” “Ja tante Agi.” “Weet je zeker dat ik niet even naar Broerse moet lopen om iets te halen?” Ik ben heel even van m’n padje, tante Agi en lopend naar Broerse? Tante Agi en lopen? Ik heb tante Agi nog nooit gewoon zien lopen. Tante Agi rent altijd, trouwens net als m’n vader Joop. Joop en Agi rennen altijd. Ze zijn vast en zeker van hetzelfde bouwjaar. “Eh, nee tante Agi ik hoef echt niks. Ik kwam eigenlijk alleen even kijken of Ronnie er is”. “Nee die komt later. Als je tegen zo’n uur of vijf terug komt mag je nog even komen glijden en als je wilt kun je dan gelijk mee-eten”. “Goed, moet ik wel even tegen m’n moeder zeggen dat ik niet thuis eet”.
Precies om vijf uur ben ik terug en zie dat oom Max met wat opgedroogde lijm een soort rubber rolletje maakt. Daarmee rolt hij vervolgens de hele tafel rond waardoor alle lijmresten als vanzelf aan elkaar blijven plakken en het rubber rolletje almaar groter wordt . Oom Max rolt net zolang over de tafel totdat hij een hele grote rol overhoud en de tafel van alle lijmresten gezuiverd is.
“Nu gaan we glijden” belooft oom Max, onderwijl een van de schragen weghalend. Het tafelblad rust nu heel scheef op de ene overgebleven schraag en de vloer. Met behulp van een stoel klimmen we op de hoge kant van de schuinstaande tafel en roetsjen naar beneden. Om beurten mogen we op oom Max z’n glijbaan! En zeg nou zelf wie heeft er nu een glijbaan in z’n huis. Na een poosje is het uit met de pret en wordt de glijbaan en de naaimachine opgeborgen.
De Zimet’s, tante Agi, oom Max, Aldo, Ronald en Chaim gaan zo eten en….ik mag mee-eten. Eten dat ik nooit thuis te eten kreeg. Knoedel, een soort aardappelballetjes en tomatensoep met suiker. Na het eten mag ik nog even kijken in het enge plaatjesboek vol malle letters en in een taal die ik niet kan lezen en dan……. “welterusten tante Agi, welterusten oom Max”. Ik steek de straat over en ga naar bed. Ik droom die nacht van een reuzenrad in mijn eigen slaapkamer en van het komende Zimet verjaarsfeest.

Theater Zimet presenteert
Er is er een jarig, hoera! Bij Zimet is er één jarig en dat moet gevierd worden. Ruim van te voren zijn de woonkamer en slaapkamer ontruimd, tante Agi en oom Max hebben een dagje vrij van hun werk gepland.
In de woning wordt een echt theater opgebouwd. Maar voor dat het zover is, wordt er door tante Agi en oom Max druk overlegd in een soort taal die ik niet kan verstaan. Soms lijkt het net, als ze samen het goede ritme te pakken hebben, of tante Agi haar naaimachinegeluid nadoet. Ik denk, als ik naar Aldo kijk, dat hij het taaltje wel kan volgen. Na een poosje sjouwen en verplaatsen van de naaimachine en allerlei meubilair is de woonkamer omgetoverd tot “De Theaterzaal” en de slaapkamer tot, dat woord herken ik “De Bühne”. De overgordijnen worden gesloten en de belichting van het Theater aangepast.
Het publiek komt binnen. Henkie, Robbie, Hans en nog een tiental kinderen. Tante Agi gaat als een volwaardige ouvreuse door de theaterzaal, en zet de gasten op de juiste plaats, vraagt of ze limonade willen, stopt ze vervolgens vol met koek en snoep (want een kind moet immers goed eten). De inloop en het voorprogramma is in handen van oom Max parafraserend aan de piano. Het eerste echte nummer is een optreden van de met goud bekroonde, internationaal gerenommeerde violist oom Leo uit de Rivierenbuurt. Oom Max zal de begeleiding van oom Leo’s vioolspel tijdens dit stuk vol van flageoletten en vingervlugge snarenpijnigende grepen, op zich nemen. Oom Leo werd, als was hij Paganini zelve, zoals elke verjaardag opnieuw, zonder waarschuwing vooraf, op de jonge toehoorstertjes en hun oortjes losgelaten. Liszt’s “Für Elise” brengt heel even het vuur terug in oom Leo’s aderen en wel zo dat oom Max zo nu en dan even de richting van het muziekstuk kwijt is. Ook wij, gewend aan de klanken van Eddy Christiani en de Ramblers, zijn naar een aantal streken van oom Leo op z’n instrument het spoor eveneens bijster. Maar alleen een kniesoor die daar kwaad van zou spreken, laat staan een oordeel zou vellen over oom Leo’s vioolspel. En ach, een kniesoor is meestal toch toondoof en het klassiek repertoire (nog) niet waard. Wel heb ik een jaar of wat later van oom Max gehoord dat de kat die toen bij de Zimet’s was aangelopen hetzelfde geluid maakte als oom Leo met zijn viool. Na het eerste nummer volgde nog een tussenspel van oom Max met zang van de kinderen en de hoofdattractie van de voorstelling kon beginnen.
Tijdens de entr’acte had een vriend des huizes, meneer Demant, zich omgekleed en kwam de bühne op in rokkostuum compleet met hoge hoed. Hij stelde zichzelf aan ons, het hooggeëerd publiek, voor als “de Magiër”. Vlot werden door hem allerlei doekjes, vlaggen, kaarten, brandende kaarsen en zelfs een kunststof duif te voorschijn getoverd. Dat een aantal truuk’s zo af en toe wat haperden (verroest veerwerk?), of niet geheel lukten, drukte voor ons toeschouwers geenszins de pret. Want wie van ons had een vader die piano speelde, een oom die viool kon spelen en een huisvriend die kon goochelen. Na het slotapplaus gingen alle gordijnen open, het theaterlicht gedoofd en kwam tante Agi nogmaals rond met limonade, koek en snoep. Want met een lege maag kun je nou eenmaal geen feestvieren.

Oom Leo z’n verzameling
Na afloop van een der optredens zijn we ook een keer met een bakfiets vol verhuisspullen naar oom Leo z’n woning geweest ergens in de Roerstraat. Oom Leo had z’n kamer vol gestouwd met tekeningen en schilderijtjes. Zo bestond het voeteneinde van z’n bed uit, dacht ik, sinaasappelkisten die ook vol zaten met tekeningen, etsen e.d. En de muren hingen vol met echte olieverf doeken. Oom Leo was een bijzondere man, maar ja dat heb je vaak met artiesten.

Showboot
M’n ouders waren voor het eerst sinds een lange tijd samen op vakantie met de reisvereniging van Flip Heil. En ik mocht logeren bij tante Agi en Oom Max. Waar ik precies sliep weet ik niet meer, ik dacht in een soort kamertje onder de trap, maar weet het niet meer zeker. Wat me nog wel is bijgebleven is iets heel bijzonders. Normaal gesproken moest ik elke avond na het eten om 7 uur naar bed. Wat ik op die zaterdagavond meemaakte bij de Zimet’s was voor mij een echte “eye opener”. Want wat bleek ook na Kleutertje Luister om 7 uur gingen de dames en heren van de radio gewoon door. Ik kijk naar de klok en zie dat de kleine wijzer op de zeven staat en de grote op de twaalf. Nee, ik hoef nog niet naar bed. Chaim, Ronnie en ik moeten wel onze pyjama al aan, maar Aldo, de oudste zoon, nog niet. “Limonade?” Tante Agi zou tante Agi niet zijn als ze niet zou vragen of ik iets wil eten en of drinken. “Graag tante Agi” antwoord ik. “Je krijgt er ook een koekje bij” antwoord tante Agi. Ik spreek niet tegen en ik knik. Ronnie en Chaim kijken hun moeder alleen maar aan en knikken lachend. Aldo neemt liever melk want hij moet sterke botten hebben voor zijn sport. Aldo is, net als m’n broer Paul, lid van de Amsterdamse Atletiek Club.
Acht uur, voor het eerst hoor ik een uitzending van de Vara Showboot. En die nacht droom ik van een schip vol muziek en een malle meneer, meneer Bartels, die met “apparaatsies” langs de hutten gaat. Vanaf die logeerpartij mag ik thuis ook zaterdagsavonds naar de radio luisteren.

Ik ontving, als reactie op mijn stukjes op deze site, van Aldo Zimet een door hem geschreven verhaal over zijn aangrijpende ervaring als kind in de oorlogsjaren en de impact die dit later op hem heeft gehad. Zijn boek “Duizendmaal gekust” kost € 8,50 en is te bestellen via azimet@versatel.nl. De opbrengst van het boek komt ten goede aan de organisatie “War Child”.

‘Duizendmaal gekust’
Uitgeverij: Bert Post
ISBN 978-90-70376-56-7

Peter Koghee - 8 februari 2011
peterko (at) xs4all.nl

<< terug naar index Peter Koghee <<

Terug naar de vorige pagina <<