Joeoeoepieie! Dappere hond in bezet
Zuid
Joost Blits (1931) uit de Rivierenbuurt vond in de zware
bezettingsjaren afleiding in autopedwedstrijden en
balspelen. Zijn Joodse vader was intussen geregeld ‘weg’.
Maar over hond Joepie hoefde hij zich geen zorgen te maken:
die was een wonder van zelfredzaamheid.
De hele oorlog lang woonden wij aan de Rivierenlaan,
driehoog aan de Amstel, tussen de Uiterwaardenstraat en de
Hoendiepstraat, tegenover het oude botenhuis van de
roeivereniging Willem III. Nu heet dat de Kennedylaan. lk
was negen jaar toen de oorlog uitbrak.
Mijn kamertje was op vierhoog en als ik ’s avonds tijdens de
verduistering de trap opging en naar buiten keek, zag ik de
zoeklichten heel griezelig tegen de hemel heen en weer
schieten. Ik heb veel buiten gespeeld met een hoop
buurjongens en meisjes. Voor de deur was een plein over de
hele lengte van het blok,waar we enthousiast
autopedwedstrijden hielden en een spel ‘stand in de wand’
met een tennisbal speelden. (De ouderen zullen dit nog wel
kennen.)
Naast dit plein stonden een paar grote villa’s, gecharterd
door de moffen en afgezet met prikkeldraad (zogenoemde
Spaanse ruiters) met een bord: “Minengefahr! Beim betreten
wird sofort geschossen!” Maar onze heel lieve hond Joepie
liep daar dwars doorheen, want er waren natuurlijk helemaal
geen mijnen, en scharrelde ongegeneerd bij die Duitse
soldaten eten bij elkaar. Zo heeft hij betrekkelijk
comfortabel de oorlog overleefd, terwijl wij nauwelijks te
eten hadden en op een heel klein noodkacheltje suikerbieten
en tulpenbollen kookten.
Joepie was het laatste jaar ook onze portier, want de
deurschakelaar was elektrisch en deed het dus niet meer. Als
mijn zuster en ik van school kwamen, riepen we heel hard
door de brievenbus: “Joeoeoepieie!” Dan stortte hij zich
vanaf driehoog naar beneden, zette zijn voorpoten op het
deurkettinkje en konden wij naar binnen!
De winter was behoorlijk koud. Ik heb voor de deur flink op
de dik bevroren Amstel geschaatst. Dat is later nooit meer
net zo mogelijk geweest. Het laatste jaar was er ook geen
openbaar vervoer en moest ik het hele eind lopen naar het
Barlaeus Gymnasium op de Weteringschans. Ik was dan blij als
ik op een paard-en-wagen mee kon rijden.
Gelukkig is ons gezin de oorlog goed doorgekomen, want mijn
vader en moeder waren ‘gemengd gehuwd’: hij Joods, zij niet.
Maar bij dreigende razzia’s was vader plotseling weg. Hij
hield zich dan ergens in Amsterdam-West schuil tot het weer
rustig was, maar dat heb ik pas later gehoord.
Een van mijn mooiste herinneringen was de intocht van de
Canadezen over de Berlagebrug op dinsdag 8 mei 1945. lk ben
op een legerwagen geklommen en door de hele stad meegereden
tot in Amsterdam-West – waarna ik dus weer helemaal terug
moest lopen.
Maar al die juichende mensen langs de route zal ik nooit van
mijn leven vergeten.
Joost Blits
|